Sarah en Hagar

NEDERIGHEID

De vrouw in genade en de vrouw van de belofte zijn.

Sarah is de vrouw in nederigheid en de vrouw van de werkelijke belofte van God en zij kwam te staan tegenover haar "menselijke"  slavin Hagar,  de vrouw die altijd op de vlucht was voor haar " meerdere"  en een belangrijk voorbeeld van de mensenlijke wetten is.

 

Sarah is de Vrouw in nederigheid en de Vrouw van de werkelijke belofte van God en zij Kwam te Staan Tegenover Haar "menselijke" slavin Hagar,

Hagar is de Vrouw die altijd op de vlucht was voor haar zogenaamde "Meerdere" en als  belangrijk voorbeeld van mensenlijke Wetten  staat.

Sarah was vrouw van nederigheid en de vrouw van de echte belofte van God die oog in oog met haar 'menselijke' slaaf Hagar kwam.

Hagar, de vrouw die er altijd was voor haar zogenaamde "meerdere".
Hagar was een zeer belangrijk voorbeeld van de mens gemaakte wetten tegen de echte wet van God.

Als we leven in Jezus dat we moeten leren nederig voor Hem te zijn.
We weten dan dat we geen menselijke spelletjes met Hem kunnen spelen.
En we weten dat we ons in alle nederheid hier toe dienen te schikken.

Vaak beseffen mensen zich niet dat ze meer in Hagar zijn dan in Sarah.
Want Hagar was in menselijke regels.

En Sarah in de regels van God

en in deze Sarah werd onderwezen dat we nederigheid moeten kennen wanneer we echt  in Hem zullen zijn.

 

Omdat de Bijbel leert ons dat ook Sarah was ervaren haar menselijke fouten. bij voorbeeld: Ze vertelde haar man om een ​​baby te maken met haar veel jongere slavin Hagar. Maar toen ze zag in de ogen van "haar" zwangere slavin Hagar werd ze heel verdrietig om haar te zien erg trots en met niet goed uitziende energie om "master" Sarah meer.

Sarah ging haar man Abraham te vragen wat ze kon doen met Hagar. En Abraham  vond alles goed van wat ze zou doen bij Hagar, want Hagar was nog steeds een slaaf in hun ogen. Dus Sarah sloeg haar zwangere slavin Hagar en Hagar wist te vluchten in de woestijn. En dat is de reden waarom de Goddelijke genade natuurlijk ook werd uitgeroepen tot Hagar.

Maar eerbied voel ik tot de vrouw Sarah omdat ze altijd met haar man Abraham over voerde en van hem deed zoals zij het verlangde. . Zelfs in zijn verkeerde wezen. Door bijvoorbeeld: Abraham was bang voor zijn vijand, die Abraham kon doden als de man was op zoek naar zijn mooie vrouw Sarah. En Abraham om Sarah te vertellen dat de vijand naar haar zus in plaats van zijn vrouw te zijn. Abraham was niet meer in de Heer om deze afraidness voelen, maar Sara was te aanvaarden zijn verkeerde gedachten van haar man.

En dat is waarom Sarah geworden dat moment een van de vele wifes van een 'menselijke' man, die willen echt de mooiste wifes van de hele wereld. En dit zonder enige permision van de echte macht van God.

Hij was gebruikelijk om dit te doen in een mens gemaakt wet, dus niet in de wet van God.
Maar Sarah was hulp heel erg sterk haar man en al de volgelingen van deze verkeerde decicion accepteren. Abraham maakte zeer grote fout dat moment.
Sarah was in de naam van de Heer in de meest sterkste manier dat moment, en je zult zien wat er gebeurt met haar zeer sterke beslissing om echt te doen in het bidden van de Heer. De machtige Heer was haar te redden uit haar eigen eer door een slavenhandelaar van Egypte.

Sarah was een voorbeeld van de vrouwen in de genade van God
Hagar was het voorbeeld van vrouwen die welwillend stonden voor de menselijke wetten. Dus Hagar was de wet van de mens. De man, die zich richt op de menselijke wetten van de menselijke slavendrijver en dus niet voor de wet van God.

Helaas zijn de meeste mensen nog steeds vaak in de wet van Hagar of slechte slavendrijver en niet in de wet van God.
Halleluja aan de macht van Sarah, dat is eigenlijk als de vrouw in de kracht van God en niet om de macht van de menselijke wetten.

De betekenis van Bijbelse namen geven ons veel uitleg:

Name = Sarah betekent prinses
Abrahams naam betekent = barmhartige vader van vele volken. (Christendom en islam)
Naam Hagar betekent = vluchtelingen of Stanger (ze was door haar houding echt altijd op de vlucht, letterlijk en figuurlijk. En de barmhartige God sprak ook met Hagar)
Naam Isaac betekent = Child Smile (Hij (God) kan niet lachen en maken plezier natuurlijk)
Naam van Ismaël betekent = `God zal horen`. 
 

Sarah kunnen we zien ALS VOORBEELD van de Vrouw de Genade van God was.
en Hagar was Het VOORBEELD van de Vrouw gedienstig stond voor de verkeerde menselijke Wetten.

Hagar Stond DUS voor de wet van de mens. De mens sterft op menselijke Wetten Richt van ENL menselijke slavendrijver en DUS Helemaal niet for the nat van God. Helaas are de meeste Mensen houten pen rossen vaak in de natte van Hagar van de Slechte slavendrijver en niet in de natte van God.
Haleluja for the Kracht van Sarah sterven ons uiteindelijk Staat ALS de Vrouw in de Kracht van God en niet for the Kracht van de mens.

 

Sarah was hier als voorbeeld van de vrouw de genade van God
en Hagar was het voorbeeld van de vrouw die gedienstig stond voor de menselijke wetten. Hagar stond dus voor de wet van de mens. De mens die op  menselijke wetten richt van een menselijke slavendrijver  en dus helemaal niet voor de wet van God. Helaas zijn de meeste mensen nog steeds vaak in de wet van Hagar of de slechte slavendrijver en niet in de wet van God.
Haleluja voor de kracht van Sarah die ons uiteindelijk staat als de vrouw in de kracht van God en niet voor de kracht van de mens.

De betekenissen van Bijbelse namen geven ons veel uitleg:

Naam van Sarah betekend = prinses
Naam  van Abraham betekend = barmhartige vader van velen volkeren. ( Christendom en Islam)
Naam van Hagar betekend = vluchteling of stanger (ze was door haar houding eigenlijk altijd aan het vluchten letterlijk en figuurlijk. En de barmhartige God richtte zich ook  tot Hagar)
Naam van Izaak betekend = Kind van de lach (Hij (God) mag lachen en niet uitlachen natuurlijk)
Naam van Ismaël  betekend = `God zal horen`.

 

 

vertaling

HUMBLE

To be humble and to be the woman of the  promise.

Sarah was woman of humility and the wife of the real promise of God that came face to face with her ​​"human" slave Hagar. Hagar,  the woman who was always there for her "several" .
Hagar was a very important example of the human made laws against the real law of God.

If we life in Jesus we have to learn to be humble for Him.
Knowing that we can't play human games that is not in Him.
Knowing that we don't know what He will know.

And if we don't realize this we are more in Hagar as in Sarah.
Because Hagar was in human rules. And Sarah in the rules of God and in this Sarah was teached by the Lord to be humble and to be mostly really in Him.

Because the Bible teach us that also Sarah was experience her human mistakes. by example: She told her husband to make a baby with her much younger slave Hagar. But when she saw in the eyes of "her" pregnant slave Hagar she became very sad to see her very proud and with not good looking energy to "master" Sarah anymore.

Sarah was going to her husband Abraham asking what she could do with Hagar. And Abraham was finaly ok with everything she would do to Hagar, because Hagar was still a slave in their eyes. So  Sarah beat her pregnant slave Hagar and Hagar did flee in desert.  And that 's why the merci become to Hagar also of course.

But still prease the woman Sarah because she was really always understand God to be always under her husband Abraham. Even in his wrong being. By example: Abraham was afraid for his enemy that could kill Abraham if the man was looking to his beautiful wife Sarah. And Abraham order Sarah to tell that enemy to be her sister instead of his wife. Abraham was not anymore in the Lord to feel this afraidness, but Sarah was accept his wrong thought of her husband.

And that's why Sarah became that moment one of the many wifes of a "human" man that wish to have really the most beautiful wifes of the whole world. And this without any permision of the real might God.

He was usual to do this in a human made law, so not in the law of God.
But Sarah was help very very strongly her husband and all the followers to accept this wrong  decicion. Abraham made very big mistake that moment.
Sarah was in the name of the Lord in the most strongest way that moment, and you will see what was happen with her very strong decision to do really in praying of the Lord.  The mighty Lord was save her from her own honor by a slaver of Egypt.

Sarah was an example of women in the grace of God
Hagar was the example of women who obligingly stood for the human laws. So Hagar was the law of human. The man who focuses on human laws of human slave driver and therefore not for the law of God.

Unfortunately, most people are still often in the law of Hagar or poor slave driver and not in the law of God.
Hallelujah to the power of Sarah, that is actually as the woman in the power of God and not for power of human laws.

The meanings of Biblical names give us much explanation:

Name = Sarah means princess
Abraham's name means = merciful father of many nations. (Christianity and Islam)
Name Hagar means = refugees or stanger (she was by her attitude really always fleeing, literally and figuratively. And the merciful God also spoke to Hagar)
Name Isaac means = Child Smile (He (God) can not laugh and make fun of course)
Name of Ishmael means = `God will listen.

 

 


HUMBLE



To be humble and to be the woman of the  promise.


Sarah was woman of humility and the wife of the real promise of God that came face to face with her "human" slave Hagar.

Hagar,  the woman who was always there for her "several" .


Hagar was a very important example of the human made laws against the real law of God.



If we life in Jesus we have to learn to be humble for Him.


Knowing that we can't play human games that is not in Him.


Knowing that we don't know what He will know.


And if we don't realize this many times that we are more in Hagar as in Sarah.


Because Hagar was in human rules.

And Sarah in the rules of God and in this Sarah was teaching by the Lord to be humble and to be mostly really in Him. 



The Bible teach us also that Sarah was experience her human mistakes.

By example: She told her husband to make a baby with her much younger slave Hagar.

But when she saw in the eyes of "her" pregnant slave Hagar

she became very sad to see her very proud and with not good looking energy to "master" Sarah anymore.



Sarah was going to her husband Abraham asking what she could do with Hagar.

And Abraham was finally ok with everything she would do to Hagar, because Hagar was still a slave in their eyes.

So  Sarah beat her pregnant slave Hagar and Hagar did flee in desert.  And  the Merci of the Lord become also to Hagar of course. 



But still praise the woman Sarah because she was really always understand God to be always under her husband Abraham.

Even in his wrong being. By example: Abraham was afraid for his enemy that could kill Abraham if the man was looking to his beautiful wife Sarah.

And Abraham order Sarah to tell that enemy to be her sister instead of his wife. Abraham was not in the Lord to feel afraid,

but Sarah was accept his wrong thought of her husband.


And that's why Sarah became that moment one of the many wives of a "human" man that wish to have really the most beautiful wives of the whole world.

And this without any permission of the real might God. 



He was usual to do this in a human made law, so not in the law of God.


But Sarah was help very very strongly her husband and all the followers to accept this wrong  decision.

Abraham made very big mistake that moment.


Sarah was in the name of the Lord in the most strongest way that moment,

and you will see what was happen with her very strong decision to do really in praying of the Lord. 

The mighty Lord was save her from her own honor by a slaver of Egypt. 



Sarah was an example of women in the grace of God
Hagar was the example of women who obligingly stood for the human laws.

So Hagar was the law of human. The man who focuses on human laws of human slave driver and therefore not for the law of God.



Unfortunately, most people are still often in the law of Hagar or poor slave driver and not in the law of God.
Hallelujah to the power of Sarah,

that is actually as the woman in the power of God and not for power of human laws.



 

The meanings of Biblical names give us much explanation:


 

Name = Sarah means princess
Name Abraham's name means = merciful father of many nations. (Christianity and Islam)


Name Hagar means = refugees, she was by her attitude really always fleeing, literally and figuratively. And the merciful God also spoke to Hagar)


Name Isaac means = Child Smile (He (God) can not laugh and make fun of course)


Name of Ishmael means = `God will listen.

Jezus redt

In mijn jeugd werd er nooit met overtuiging over Jezus gesproken. Dit kwam omdat mijn vader zeer teleurgesteld was in zijn eigen vader van wat het geloof werkelijk in kon houden en mijn moeder eveneens deze zeer afgkeurende houding tot haar ouders had kunnen krijgen. Veel mensen bleken over het woord van God te spreken terwijl ze er daadwerkelijk nooit iets van hadden begrepen. Wel kreeg ik Godsdienstles in een jaar van de lagere school. Het was een man die speciaal Bijbelverhalen kwam vertellen op de openbare school. Het was de meester van een andere klas en was zo en zo een zeer geliefde meester. Ik kan me herinneren dat ik me zo thuis voelde naar het horen van die verhalen dat het me werkelijk eens overkwam dat ik de meester een zoen wilde geven toen ik de klas uit liep. Ik was 11 jaar en deed het uit automatisme omdat ik dat ook altijd zo bij mijn vader deed toen hij me een mooi verhaal verhaal voor het slapen had voorgelezen. Het was een kleine verwarring, want die meester vroeg zich af of ik hem iets wilde vragen en ik schrok wakker. Nee, dat kon natuurlijk helemaal niet.

Toen ik opgroeide en inmiddels een jaar of 13 was, kwam er bij ons regelmatig een buurman bij ons over de vloer die psycholoog was. Hij was een huisvriend geworden en zo vernamen wij dus dat hij een zeer vrije denkwijze had. Zo mochten zijn kinderen er bij zijn wanneer hij met zijn vrouw de liefde bedreef en zo vond hij het prima dat er een grote stapel seksblaadjes op het nachtkasje stond om de daad wat te kunnen stimuleren. Dat sprak mijn vader dus allemaal in geuren en kleuren aan zijn kinderen door. Later kwamen er toenook nog de stimuleringsmiddelen op de markt en kon men het lid op latere leeftijd ook nog een beetje omhoog houden en was dit allerdaagse praatsttof bij ons thuis. Het  huwelijk van onze buurman de psycholoog heeft uiteindelijk niet lang stand kunnen houden. Met het jongere broertje van zijn vrouw, Charle , zat ik trouwens nog op de middelbare school.

Maar goed, die zelfde man die dus psycholoog was, kwam ons toen dus met enige  trots een nieuwe lp van een zekere Robert Long brengen met daarop de big-hit in "Jezus Redt" . Ik vond het zo'n aanstekelijk en grappig liedje dat ik had willen leren zingen en spelen op de gitaar. Later kwam ik dus te werken in Veendam, een plaats waar ik, als "ongelovige" daadwerkelijk in dienst trad bij een kindertehuis het leger des heils. Een heilsoldaat die door Robert Long dus zo grappig gecammoufleerd werd.

Het spijt me te zeggen, maar ik vind het nog steeds een leuk liedje en ook heel erg waar. Robert eindigd ermee door te zeggen: Redt Jezus uit de goot en daar was hij in Nederland in de 2e wereld oorlog voor velen zeker in terecht gekomen. Satan had goed huis gehouden kan je zeggen.

Veel later leerde ik Majoor Bosschardt persoonlijk kennen.

De betekenis van de liedjes van Robert Long die dus later ook samen met leen Jongewaard ging optreden, hebben alles te maken met de hypocryten van Nederland en was een strijd tegen de gevestigde orde die in de oorlogstijd en daarna, zeer doordrengt was geweest met Satan. Zij dienden zeker tot beter besef gebracht worden, al vraag ik me natuurlijk af of de tegenstanders een goede manier hadden gekozen.

Zij voelden zich blijkbaar machteloos. Het was dus zeker voorgekomen dat velen tijdens de Tweede wereldoorlog om het leven waren gebracht mede door toedoen van veel  Nederlanders die ook een haat hadden kunnen doen getuigen tegenover homo's, Joden, gehandicapten en zigeuners.

Het was hoogstwaarschijneliljk het niet kloppende schijnheilige verzoenings-gedrag van de Nederlanders zelf, die de naoorlogse jeugd uiteindelijk tot grote opstand had gebracht. De mensen lieten maar al te graag heldenverhalen zien, maar vergaten waar zij zelf de fout in waren gegaan. Dat was dan ook blijkbaar te veel gevraagd.

De mensen van na de oorlog hadden het vaak over " DAT LANGHARIGE TUIG" , maar hadden dus niet in de gaten hoe zij zelf aan het veroordelen waren geweest of drukten het weg. Mensen als Harry Muskee en Herman Brood zijn toen maar bluesmuziek gaan maken en deden dat natuurlijk zeer bewust met verdovende middelen dat toen natuurlijk nog even iets meer stof deed opwaaien. En men had het toen dus zelfs over LANGHARIG TUIG  + SMERIGE DRUGSGEBRUIKERS. Maar de jeugd had daarmee natuurlijk hun ouders precies op het punt waar ze hen wilden hebben, namelijk "tot zelfbezinning".

Mijn fotografie docent Cor Jaring heeft deze veroordeelde groep jongeren zeer veelvuldig vast willen leggen met  zijn foto camera en was liever onder hen dan onder de zogenaamde braven. Hij had natuurlijk zelf de oorlog ook meegemaakt als geen ander en heeft er nog een boek over willen schrijven. Nee, als je in de drugshandel zit, is dit alleen legaal mogelijk wanneer je de hele bevolking om de tuin hebt weten te leiden en aan het eind van je leven dan nog even lachend en wel toe wilt geven dat het allemaal was om er goed geld mee te kunnen verdienen. Zoals bijvoorbeeld die Amerikaanse psychiater, die een fictief ziektebeeld op de markt bracht van ADHD en in een nauw samenwerkingsverbond met de pillenindustrie. Miljarden aan drugsgeld zijn er toen in omloop gekomen onder het mom van medicijn. En sterker nog: miljoenen mensen, kinderen en volwassenen gebruiken die drugs nog steeds en de pilletjes die Ritalin of Concerta zijn inmiddels veelvuldig in omloop geraakt in het zogenaamde zwarter cirquit. Maar in pure vorm is "speed" nog steeds bij de wet verboden, tenzij een psychiater het je mag gaan voorschrijven. ( wie is er nou eigenlijk gek? ik of de regering?) 

 

(op blote voeten)

Jezus, redt en Jezus redde en spreek nimmer onbewust van redt Jezus

Redt het leven van hen die onbewust met Satan zullen zijn en schut hen wakker!

Redt het leven van hen die zich deden verleiden tot stomheid of onbenulligheid.

Redt het leven van hen die enkel leven in menselijke logica.

En neem maar eens aan: DE MENS KAN ZICHZELF OOK NIET REDDEN!

 

Nimmer begrepen van werkelijke wonderen die iedere dag werden en worden volbracht

Redt het leven van een kwade geest vol haat die mij iedere dag wil doen verbrijzelen

Want je weet niets van het goede, wanneer je gewoon bent het kwade altijd te negeren

 

Jezus, redt en Jezus redde, maar zing niet verkeerd dat Jezus moet gered

Want de goot is nimmer zijn plaats of werkelijke verblijf

Al houdt Hij zich altijd op met mensen in een goot

Juist in die goot is hij als enige in staat, daar werkelijk goed te doen

En te doen veranderen in werkelijke liefde des levens 

Eens schreef ik een zekere Robert aan

En vroeg hem naar zijn overtuiging

Waarin misschien verscholen, maar vaak geopenbaard mijn allergrootste liefde of Vader God

Zijn vriend bezorgde Robert  Long zelfs op zijn ziekbed mijn woorden.

Zonder te weten dat Robert in deze toestand had kunnen verkeren

Sprak zijn vriend mij uit dat het toen niet goed met Robert (Long) ging

Zelf toen helaas verbleef in een goot der tranen

Te overleven zijn leven van lijden

En Robert Long zond mij toen zijn antwoord

En meldde mij dat hij niet had geweten

Kort daarna is hij gegaan

En ik had hem zeker doen vergeven.

 

In Hem wil ik zijn

In Hem wil ik mij keren

Want Hij is ware rijkdom

Redding voor iedere dwalende ziel.

Of mens

Bijzondere gelovigen

Watchman Nee

Van China naar de Filippijnen en vervolgens naar Europa

Onlangs kwam in 2006  in de Filippijnen "het gemeenteleven" tegen van het Christendom. Dit is een Christelijke groep mensen die zijn motor had gevonden in het communistische  zeer onvrije China. China kende grote angst voor het Chirstendom en stopten vaak mensen die zich hier mee bezig hielden zonder reden in de gevangenis. Natuurlijk gaan de Christelijke principes tegen het communistische regiem van China in en helaas kennen ze in China nog steeds geen vrijheid voor meningsuiting.

iets over het gemeenteleven van Watchman  Nee en Witness Lee

Men kent binnen dit gemeenteleven geen puntige toren die tot in de hemel prijkt en overweldigende klanken door grote orgels of  grootscheepse elektronische versterking waarmee men het persoonlijke karakter van het samenzijn kan doen laten vervlakken. Ook kent de kerk geen echte voorgangers, predikanten, dominees of priesters. Iedereen is een mens die God kan ontvangen en zal kunnen doen getuigen van wat hij ontving. Men heeft enkele speciale gebruiken zoals: “biddend lezen” , hiermee laten verschillende gelovigen hun stem uit over een stuk Bijbeltekst. Hoewel het eerste gedeelte van Johannes individueel biddend gelezen kan worden (een tekst die in de Grieks Orthodoxe kerk ook nog steeds tot een van de meest heilige teksten gezien wordt), is het een groot voorrecht om samen het woord van God uit te mogen spreken en is binnen het gemeenteleven het heilige woord met andere gelovigen uit te spreken en is het daarmee niet meer het voorrecht van de voorganger of predikant. Ook zal men kunnen concluderen dat er vaker dan in andere kerken “Amen” zal worden uitgeroepen en dat men het heeft over “In Hem zijn”  in plaats van Hem op een gereserveerde afstand te zullen houden. Men zingt er ook een eigen soort van heilige liederen die Hymnals heten en die onder begeleiding van gitaar of piano veel gezongen worden. Hierin treft men soms ook wel verschillende bewerkte teksten van een zeer bekende melodie afkomstig van Mozart. Sound of the Music, of de Rockopera Jesus Christ Superstar.

Watchman Nee

Gaat men dus kijken naar de oorsprong van deze beweging dan kom je uit bij de Chinees Watchman Nee. Zonder de hulp van zijn Chinese bondgenoot Witness Lee, die hem zeer trouw bleek en eveneens de grote noodzaak zag om volgens zijn methode, een methode die in de meest letterlijke zin "het volgen van het heilige woord"  of  "de onthulling van grote mysterie van mens-zijn" kon inhouden. Op aanraden van Watchman Nee onvluchtte Witness Lee uit China en kwam hij als vrij Christen terecht in de VS van Amerika (Anaheim)

Kleine autobiografie van Watchman Nee:

Hij  leefde van 1903 tot 1972 en verbleef daarvan ruim 20 jaar in de gevangenis, waar hij uiteindelijk ook is gestorven. (1972, Anhui) Watchman Nee werd geboren op 4 november 1903 in Swatow (spreek uit als Swatou), China. Hij was in zijn jeugd een briljante leerling, las veel romans en ging graag naar de film. Hij schreef artikelen voor kranten en met het geld dat hij daarvoor kreeg wist hij zich wel te vermaken. In die tijd was hij voorzitter van de studentenvereniging. Watchman Nee moest toen hij jong was niets van het geloof hebben want hij wilde graag “carrière” maken. Zijn moeder nodigde hem eens uit om naar een Christelijke bijeenkomst te gaan, maar hij ging niet omdat hij op dat moment een hekel aan haar had vanwege een onverdiend pak slaag dat zij hem gegeven had. Er was toen namelijk een kostbare vaas gesneuveld en Watchmans moeder dacht toen echt dat hij dat gedaan had; dus stelde ze hem bloot aan een vernederend pak slaag. Later kwam zij er achter dat hij het echt niet gedaan kon hebben, maar had vanwege haar Chinese afkomst grote moeite mee om hem zijn excuuses ervoor te maken. Maar toen ze eens achter de piano plaatsnam en aanstalte maakte om een hymnal te gaan spelen, lukte haar “Chinese” verzet opeens niet meer. Tot ieders verbazing stond ze toen op, liep ze naar haar zoon, omarmde hem en vroeg hem om vergeving. Dit raakte de zoon heel erg diep. Dit was zeer ongebruikelijk voor Chinese ouders om te doen. Als een moeder in China zo veranderen kon, dan moest er toch wel iets heel bijzonders met haar aan de hand zijn. Watchmee Nee heeft toen jaren lang zich met hart en ziel in het geloof willen verdiepen en kreeg heel veel aanhang. Hij heeft er veel over geschreven. Voorspelbaar kreeg hij door zijn geloof grote tegenstand van de Chinse regering. Zij zagen hem als groot gevaar. In april 1952 beval de communistische regering hem naar Mantsjoerije te gaan. Daar werd hij op 10 april door de Veiligheidsdienst gearresteerd en van daaruit werd hij naar Harbin gebracht. Tussen 1952 en 1956 bereidde de regering zich in stilte voor om hem te kunnen veroordelen. Op 18 januari 1956 organiseerde het Bureau voor Religieuze Zaken een aantal samenkomsten in de Samenkomstzaal aan de Nanyangstraat te Shanghai. De hele gemeente moest aanwezig zijn. Er werd een lijst voorgelezen met de zogenaamde ‘criminele gedragingen’ van Watchman Nee en zijn medewerkers. Op 21 juni 1956 moest hij voor het Hooggerechtshof in Shanghai verschijnen en werd hij door de Chinese regering schuldig bevonden aan al de hem ten laste gelegde ‘feiten’. Hij werd tot 15 jaar cel veroordeeld maar hij werd nooit meer vrijgelaten. De eerste vijftien jaar verbleef hij in de gevangenis van Shanghai. Daar moest hij Engelse wetenschappelijke werken naar het Chinees vertalen. In april 1967 had hij de vijftien jaar er op zitten maar hij werd niet vrijgelaten. De regering had geprobeerd hem te dwingen zijn geloof af te zweren. Dat deed hij niet en dus moest hij nog eens vijf jaar zitten. Hij werd in het geheim overgeplaatst naar het werkkamp Tsing-Hong in Shanghai. Zijn vrouw mocht hem daar één keer bezoeken. Toen hoorde men een aantal maanden niets meer van hem. In januari 1970 werd hij overgeplaatst naar een strenger kamp genaamd de Witte Mao Berg, in Kwang-Teh, in de provincie Anhwei, ver van Shanghai vandaan. Zijn vrouw Charity stierf in september 1971. Op dertig mei 1972, om 09.00 uur ’s ochtends, was Watchman nog niet uit zijn slaapkamer gekomen. Gevangenbewaarders gingen zijn kamer binnen en vonden hem liggend op zijn bed; hij ademde nauwelijks. In de kliniek van het kamp kon men hem niet meer helpen en hij stierf op 31 mei 1972 om 02.00 uur in de ochtend. Hij was achtenzestig jaar. Het laatste dat Watchman schreef was een briefje dat later door officieren onder zijn matras vlak bij zijn hoofdkussen gevonden werd. Het luidde: Christus is de Zoon van God, Hij stierf om de zonden der mensheid te verzoenen. Op de derde dag stond Hij op uit de doden. Dit is het grootste feit in het universum. Ik sterf in het geloof in Christus. 

 

__________________________________________________________________________________________________________

 

Small autobiographical story of Watchman Nee


Do people look at the origins of the church life then you get into the Chinese Watchman Nee. Without the help of its Chinese ally Witness Lee, who showed him very loyal and also saw the great need according to his method, that in the most literal sense "following the sacred word" or "revealing great mystery of human -are "could mean. On the advice of Watchman Nee Witness Lee fled from China and came eventually as free Christian right in the United States of America (Anaheim). He lived from 1903 to 1972 and it stayed 20 years in prison, where he eventually died. (1972, Anhui) Watchman Nee was born on November 4, 1903 in Swatow (pronounced Swatou), China. He was in his youth a brilliant student, read many novels and loved going to the movies. He wrote articles for newspapers and with the money he got he knew to enjoy themselves. At that time he was president of the student. Watchman Nee had when he was young, none of the faith because he wanted to make "career". His mother thought here, however, quite differently and even invited him to go to a Christian meeting but had no desire in Watchman Nee and did not, mainly because at that moment he hated her was because of an undeserved thrashing that she had given him. There was namely a precious vase fell and Watch Mans mother thinking when really he had done, so they exposed him to a very humiliating spanking. Later she found out that he could have done but did not really because of her Chinese ethnicity great difficulty to make going to make it to her. Excuuses But even when she sat down at the piano and preparative made a hymnal to play, no more. Succeeded her "Chinese" resistance suddenly To everyone's surprise, she stood up, she walked to her son, embraced him and asked him for forgiveness. This hit the son very deeply. This was very unusual for Chinese parents to do. If a mother in China so could change, then had to do something very special going on with her. No Watchmee has as many years to become acquainted with heart and soul in faith and got a lot of supporters. He has written extensively on. Predictably he got through his faith strong opposition from the government Chineze. They saw him, namely as great danger. In April 1952 the communist government ordered him to go. To Manchuria There he was arrested by the Security on April 10 and from there he was taken to Harbin. Between 1952 and 1956 the government was preparing in silence for to condemn him. On January 18, 1956 the Office for Religious Affairs organized a number of meetings in the Meeting Room of the Nanyangstraat to Shanghai. The whole town had to be present. A list was read with the so-called "criminal acts" by Watchman Nee and his staff. On June 21, 1956, he had to appear before the Supreme Court in Shanghai and he was found guilty by the Chinese government to all the 'facts' charges against him. He was then 15 years' imprisonment but was never released. The first fifteen years he spent in prison in Shanghai. There he had English scientific works translated into Chinese. In April 1967 he had to sit on the fifteen years but he was not released. The government had tried to force to renounce his faith. Off him That he did so he had to sit still another five years. He was secretly transferred to the labor camp Tsing-Hong in Shanghai. His wife was allowed to visit him there once. When a number of months heard nothing more from him. In January 1970 he was transferred to a stricter camp called the White Mountain Mao, in Kwang-Teh, in the province Anhwei, far from Shanghai. His wife Charity died in September 1971. On thirty May 1972, at 09.00 am, Watchman had not yet come out of his bedroom. Prison guards went into his room and found him lying on his bed, he barely breathed. In the clinic of the camp could not help him and he died on May 31, 1972 at 02.00 am in the morning. He was sixty-eight years. The last thing Watchman wrote was a note that was later by officers under his mattress near his pillow found. It read: Christ is the Son of God, He died to atone for the sins of mankind. On the third day He rose from the dead. This is the biggest event in the universe. I die in the faith of Christ.

Witness Lee

Witness Lee - Een slaaf van Jezus Christus

Witness Lee (1905-1997), een slaaf van Christus Jezus, werkte belangeloos zijn hele leven en goot zijn dat de rente van zijn Heer. Geboren in 1905 in het noorden van China, werd hij opgevoed in een christelijk gezin. Op 19-jarige leeftijd werd hij volledig gevangen voor Christus en onmiddellijk gewijd zich aan het evangelie te prediken voor de rest van zijn leven.

In het begin van zijn dienst, Witness Lee ontmoet Watchman Nee , een gerenommeerd predikant, leraar en schrijver. Witness Lee werkten samen met Watchman Nee onder zijn leiding. In 1934 Watchman Nee toevertrouwd Witness Lee met de verantwoordelijkheid voor zijn publicatie operatie, genaamd de Shanghai Evangelie Bookroom.

In 1949 werd Witness Lee gestuurd door Watchman Nee en zijn andere collega's naar Taiwan om te verzekeren dat de geleverde zaken aan hen door de Heer niet verloren zou gaan. Watchman Nee geïnstrueerd Witness Lee aan de voormalige's uitgeverij werking buitenland voort te zetten als de Taiwan Evangelie Bookroom, die openbaar is erkend als de uitgever van Watchman Nee's werken buiten China. Witness Lee's werk in Taiwan gemanifesteerd overvloedige zegen van de Heer. Van een kleine 350 gelovigen, onlangs gevlucht van het vasteland, de kerken in Taiwan groeide uit tot 20.000 in vijf jaar.

In 1962 Witness Lee voelde door de Heer geleid om te komen tot de Verenigde Staten, de vestiging in Californië. Tijdens zijn 35 jaar dienst in de VS, hij diende in wekelijkse bijeenkomsten en conferenties weekend, het leveren van een paar duizend gesproken berichten. Veel van zijn spreken is sindsdien gepubliceerd als meer dan 400 titels. Veel van deze zijn vertaald in meer dan 14 talen. Hij gaf zijn laatste openbare conferentie in februari 1997 op de leeftijd van 91.

Getuige Lee's ministerie benadrukt de ervaring van Christus als het leven en de praktische eenheid van de gelovigen als het Lichaam van Christus. Gewezen op het belang van het bijwonen van deze beide zaken heeft hij de kerken leidde onder zijn hoede te groeien in het christelijke leven en functie. Hij werd onbuigzaam in zijn overtuiging dat Gods doel niet is smal sektarisme, maar het Lichaam van Christus. Na verloop van tijd, de gelovigen begonnen om gewoon samen als de kerk in hun gemeenten naar aanleiding van deze overtuiging. Deze lokale kerken werden al snel in de gehele alle het westelijk halfrond. In de afgelopen jaren een aantal nieuwe kerken zijn opgewekt in Rusland en in veel Oost-Europese landen.

    

Witness Lee (李常受, pinyin Lǐ Chángshòu) (1905 – June 9, 1997) was a Chinese Christian preacher associated with the Local Churches movement, and the founder of the Living Stream Ministry. He was born in the city of Yantai, Shandong Province, China, in 1905, to a Southern Baptist family. He became a born again Christian in 1925 after hearing the preaching of Peace Dang Wang. He later joined the work started by the late Chinese Christian worker Watchman Nee. Witness Lee moved to Taiwan in the late 1940s as the Communists were advancing in mainland China. During the 1950s, Lee worked with T. Austin-Sparks, who held conferences with him in Taiwan in 1955 and 1957. In 1948, Lee extended his ministry from Taiwan to cities in Malaysia and Indonesia. In 1950 his ministry reached Manila, Japan in 1957, the United States in 1958, and extending to other countries in the Americas and Africa, including Ghana by 1972.[citation needed]

Witness Lee's teachings emphasized the experience of "Christ as life" and the believers as the Body of Christ.[citation needed] Lee taught that God's goal can only be carried out as believers renounce all forms of sectarianism, adopt the proper standing as a church in their locality, and maintain the oneness of the Body of Christ.[citation needed] These "local churches" were soon established in the Western hemisphere and South-East Asia. In the last decade, a number of churches have been founded in Russia and in eastern European countries.[2] The Local Church movement is now in the Middle East, Africa, and South Asia.[3]

 

Witness Lee — A Bondslave of Jesus Christ

Witness Lee (1905-1997), a bondslave of Christ Jesus, labored selflessly throughout his entire life and poured out his being for his Lord's interest. Born in 1905 in northern China, he was raised in a Christian family. At age 19 he was fully captured for Christ and immediately consecrated himself to preach the gospel for the rest of his life.

Early in his service, Witness Lee met Watchman Nee, a renowned preacher, teacher, and writer. Witness Lee labored together with Watchman Nee under his direction. In 1934 Watchman Nee entrusted Witness Lee with the responsibility for his publication operation, called the Shanghai Gospel Bookroom.

In 1949, Witness Lee was sent by Watchman Nee and his other co-workers to Taiwan to insure that the things delivered to them by the Lord would not be lost. Watchman Nee instructed Witness Lee to continue the former's publishing operation abroad as the Taiwan Gospel Bookroom, which has been publicly recognized as the publisher of Watchman Nee's works outside China. Witness Lee's work in Taiwan manifested the Lord's abundant blessing. From a mere 350 believers, newly fled from the mainland, the churches in Taiwan grew to 20,000 in five years.

In 1962 Witness Lee felt led of the Lord to come to the United States, settling in California. During his 35 years of service in the U.S., he ministered in weekly meetings and weekend conferences, delivering several thousand spoken messages. Much of his speaking has since been published as over 400 titles. Many of these have been translated into over 14 languages. He gave his last public conference in February 1997 at the age of 91.

Witness Lee's ministry emphasizes the experience of Christ as life and the practical oneness of the believers as the Body of Christ. Stressing the importance of attending to both these matters, he led the churches under his care to grow in Christian life and function. He was unbending in his conviction that God's goal is not narrow sectarianism but the Body of Christ. In time, believers began to meet simply as the church in their localities in response to this conviction. These local churches were soon established throughout all the Western hemisphere. In recent years a number of new churches have been raised up in Russia and in many eastern European countries.

 

Martin Luther King

 

Wie was Martin Luther King?

Martin Luther King is geboren op 15 januari 1929 in Atlanta en was een van de allerbelangrijkste Amerikaanse gelovigen die men in de geschiedenis van Amerika heeft gekend.Martin Luther King werd op 39 jarige leeftijd doodgeschoten. Dit was een van de grootste dieptepunten van de jaren 60.

Toen Martin Luther King erg klein was, hield hij van boeken en bijzondere woorden. Toen hij zes was legde zijn oma de bijbel uit en Martin Luther King vond dit een mooi boek, omdat er erg veel bijzondere woorden in stonden.

Martin wat de zoon van een zwarte dominee. Hij was op 12 jarige leeftijd erg aangegrepen door de dood van zijn oma, zo sterk dat hij op deze hele jonge leeftijd een poging tot zelfmoord had gedaan. Hij was toen vanaf de 2e etage van een flatgebouw afgesprongen, maar wist het gelukkig te overleven.  

Reden van zelfmoordpoging  van de 12 jarige Martin Tijdens een processie die oma op zijn 12 jarige leeftijd had georganisseerd, kreeg zij opeens een plotselinge hartstilstand. Deze processie was echter  zonder  toestemmning van de ouders van Martin geweest en aangezien zij dit toch ook kenbaar hadden willen maken,  wilde Martin ook niet meer leven en spong het raam uit met het plan om er ook een eind aan te willen maken. Zijn oma was nou eenmaal alles voor hem.

Hij werd zeer aangeraakt door de discriminatie van zwarten tegenover blanken, maar toen hij op 15 jarige leeftijd op een van de tabaksplantages kwam te werken (feitelijk dus voor de genotsmiddelen van de rijke blanken) werkte hij daar samen met blanken en zwarten en ondervond dat dit ook mogelijk was.

Martin Luther King kon heel goed spreken, sociaal zijn en mensen overtuigen (extravert), maar dat is alleen maar wat je ziet. Zijn naaste familieleden en vrienden kende ook andere kanten van hem.

Doodgeschoten in  Memphis,  4 april 1968  (Tennessee),

Voor velen is Martin Luther King een symbool voor de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten gebleven In 1964 kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede toegekend. Dr. Martin Luther King nomineerde zelf  in 1967 de Nobelprijs voor de Vrede aan Thich Nhat Hanh vanwege zijn pacifistische activisme gedurende de Vietnamoorlog.


Martin Luther King werd beroemd in de jaren vijftig en zestig dankzij zijn geweldloze verzet tegen de rassenscheiding in de Verenigde Staten, onder meer door een massademonstratie op 28 augustus 1963 en het boycotten van stadsbussen die blanken bevoordeelden. Zijn verbale en retorische vaardigheden en charismatische uitstraling leverden hem veel roem op, maar King had ook vijanden. In 1963 hield hij de legendarische toespraak "I have a dream". Een jaar later kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede.

Martin Luther King en Malcolm X ontmoeten elkaar voor een persconferentie, beide mannen waren naar de senaat gekomen om te luisteren naar het debat over de "Civil Rights Act", 26 maart 1964

Op 39-jarige leeftijd werd Martin Luther King doodgeschoten terwijl hij op het balkon van het Lorraine Motel in Memphis stond. Dit was het tragische dieptepunt in de roerige jaren 60 waarin ook andere progressieven en voorvechters van burgerrechten in de Verenigde Staten, o.a. president John F. Kennedy (november 1963), Robert F. Kennedy (juni 1968) en Malcolm X (februari 1965), slachtoffer werden van politiek geweld.

Voor velen is Martin Luther King een symbool voor de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten gebleven. De derde maandag in januari is in de VS de Martin Luther Kingdag, een nationale feestdag, gewijd aan King en zijn gedachtegoed.

Biografie

King werd geboren als zoon van een dominee van de baptistenkerk in Atlanta, in het zuiden van de Verenigde Staten. Hij ondervond al zeer snel dat er in het zuiden nog vele vooroordelen waren tegenover de Afro-Amerikanen, en wilde daar wat aan veranderen. Zijn wens was om de donkere mensen en de blanke mensen gelijkwaardig te maken.

Na de dood van zijn grootmoeder deed hij op 12-jarige leeftijd een zelfmoordpoging door van de tweede etage van een huis te springen. Op 15-jarige leeftijd ging hij werken op een tabaksplantage in Connecticut, meer naar het noorden van de V.S., en was onder de indruk van de goedaardige verstandhouding tussen blanken en zwarten daar. In 1953 trouwde hij met Coretta Scott King.

Jaren 50

King studeerde theologie (waarbij zijn grote voorbeeld Mahatma Gandhi was, omdat ook deze streefde naar wilskracht en geweldloosheid bij protesten) en in 1955 verkreeg hij ook het doctoraat (Ph.D.). Ook werd hij dat jaar dominee van de baptistenkerk in Montgomery in de staat Alabama.

Op 1 december 1955 weigerde de zwarte Rosa Parks haar plaats in een bus aan een blanke reiziger af te staan. Zwarte mensen moesten volgens de plaatselijke verordeningen achter in de bus plaatsnemen. De (eveneens blanke) politie werd er bij gehaald en gaf de blanke chauffeur en passagier gelijk. Rosa Parks werd uit de bus gezet en vervolgens gearresteerd. De zwarte gemeenschap van Montgomery, onder leiding van dominee King, reageerde op het incident met een geslaagde busboycot (1955-1956) en bereikte een belangrijke overwinning toen de bussen van Montgomery ook aan zwarten moesten toestaan om op iedere plaats in de bus te gaan zitten. Hierna bereikte King spoedig nationale bekendheid vanwege zijn uitzonderlijke charisma en persoonlijke moed. Bij tal van gelegenheden trad hij als spreker op, waarbij hij de discriminatie van de zwarte bevolking aan de kaak stelde.

King stichtte de Southern Christian Leadership Conference (SCLC), en nam het voorzitterschap op zich. Door de vereniging werd hij in staat gesteld zich te wijden aan de strijd voor gelijkheid van de zwarte Amerikanen. Zijn filosofie van niet-gewelddadig verzet leidde tot zijn arrestatie bij talrijke gelegenheden. King werd gehaat door aanhangers van de rassenscheiding in de zuidelijke staten. Er werd een aanslag op zijn woonhuis gepleegd en hij en andere zwarte leiders werden op beschuldiging van samenzwering veroordeeld.

Jaren 60

Martin Luther King in Nederland in 1964

Toch hadden zijn campagnes succes: op 28 augustus 1963 hield hij een toespraak in Washington, waar meer dan 250.000 mensen op af kwamen en waar Mahalia Jackson op zijn verzoek "I've been buked and I've been scorned" zong. In zijn toespraak beschreef hij dat blanken en zwarten kunnen samenleven en sprak hij de legendarische woorden "I have a dream". In 1964 kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede toegekend. Op 6 augustus 1965 ondertekende president Lyndon B. Johnson de "Voting Rights Bill" en willigde zo de meeste van Kings eisen in.

De leidende positie van King binnen de burgerrechtenbeweging werd midden jaren 60 uitgedaagd, toen er stemmen opgingen om meer militante acties te voeren in plaats van het door King nagestreefde vreedzame protest. Hij behield echter zijn belangrijke positie en ging zich ook op andere zaken richten. Zo uitte hij kritiek op de Vietnamoorlog en maakte hij zijn zorg over armoede kenbaar.

Op 4 april 1967 - exact een jaar voor zijn dood - sprak King duidelijk tegen de rol van de Verenigde Staten in de oorlog, en stelde dat de Verenigde Staten in Vietnam was om het "als Amerikaanse kolonie te bezetten" en dat de Verenigde Staten morele veranderingen behoefde. Op 4 april 1968 werd hij doodgeschoten op het balkon van het Lorraine Motel (sinds 1991 het National Civil Rights Museum). De moord leidde tot een nationale golf van onlusten in meer dan 60 Amerikaanse steden waarbij 39 doden vielen. President Lyndon B. Johnson verklaarde 7 april 1968 tot een dag van nationale rouw. Kings begrafenis op 9 april 1968 werd bijgewoond door ruim 150.000 mensen, miljoenen over heel de wereld keken mee via de televisie. In veel landen hingen de vlaggen op overheidsgebouwen halfstok.

Mahatma Gandhi

portret Lian Janssen

Ga naar: navigatie, zoeken
Portrait Gandhi.jpg

Mahatma Gandhi (1869 - 1948)

 

Mathatma Gandhi was een Indiaas grote ethisch-geestelijk en politiek leider, bekend om zijn principe van geweldloos verzet:

  • Een klant is de belangrijkste bezoeker van onze zaak. Hij is niet van ons afhankelijk. Wij zijn afhankelijk van hem. Hij verstoort ons werk niet. Hij is het doel van ons werk. Hij is geen buitenstaander van ons werk. Hij is een deel ervan. Wij doen hem geen plezier door hem van dienst te zijn. Hij doet ons een plezier door ons de gelegenheid te geven hem van dienst te kunnen zijn.
  • Er zijn mensen in de wereld die zo arm zijn dat God hen niet kan verschijnen tenzij in de vorm van een brood.
  • Bijna alles wat je doet is onbelangrijk maar het is erg belangrijk dat je het doet.
  • Wie smaak vindt in het lezen van goede boeken is bij machte om eenzaamheid te dragen, om het even waar en met groot gemak.
  • Gebed is de sleutel van de ochtend en de grendel van de avond.
  • De geest wordt onzuiver als het hart niet gewassen wordt door gebed.
  • Het gebed is geen ijdel pleziertje van oude vrouwen. Als men het juist begrijpt en benut is het het machtigste middel tot de actie.
  • Geweldloosheid is de uiterste graad van deemoed.
  • Humor. Indien ik geen gevoel voor humor had, dan zou ik al lang geleden zelfmoord gepleegd hebben.
  • Leugen is de moeder van het geweld.
  • De mens wordt vaak wat hij denkt.
  • Als je zorgt voor de middelen zal het doel wel voor zichzelf zorgen.
  • Oog om oog maakt de hele wereld blind.
  • Wantrouwen is een teken van zwakheid.
  • Iemand kan je alleen je zelfrespect afnemen als je het hem geeft.
  • Alleen Christenen begrijpen niet dat Christus geweldloos was.
  • Standhouden; al het andere wordt door de vloed van tijd weggeveegd.
  • Geweldloosheid is het eerste artikel van mijn geloof. Het is ook het laatste artikel van mijn levensmotto.
  • Eerst negeren ze je, dan lachen ze om je, dan vechten ze tegen je en dan win je.
  • Wat mooi is om te zien, is zelden fijn om aan te raken.
  • De aarde biedt voldoende om ieders behoefte te bevredigen maar niet ieders hebzucht.
  • Leef alsof je morgen doodgaat. Leer alsof je eeuwig leeft.
  • Er is geen weg naar vrede, vrede is de weg.
  • Een zwakkeling kan niet vergeven. Vergevingsgezindheid is een eigenschap van sterkte.
    • interview in Karachi over de executie van Bhagat Singh (26 maart 1926)
  • Voor deze zaak ben ik bereid te sterven, maar voor geen enkele reden, mijn vriend, ben ik bereid te doden.
  • Spreek alleen als het iets verbetert aan stilte.
  • Leven zonder godsdienst is een leven zonder principe en een leven zonder principe is als een schip zonder roer. (uit het levensbeschouwing boekje 'wegen naar verlossing', blz. 35, de 5e uitspraak van Gandhi.)
  • Een gulden gedragsregel is de wederzijdse tolerantie, want wij denken niet allemaal op dezelfde wijze, we zien slechts een deel van de waarheid en meestal vanuit een verschillende invalshoek.
  • "De wereld biedt genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht."
  • Als je doet wat je leuk vindt, hoef je nooit meer te werken.
  • Interviewer: 'Wat vindt u van de westerse beschaving?
    Gandhi: 'Dat lijkt me een heel goed idee.'
  • "De beschaving van een volk is te meten aan de mate van respect waarmee ze met hun dieren omgaan."


Een film over het leven van Gahdi



Thich Nhat Hanh

Waarom oorlog nooit vrede brengt

In een situatie van werkelijke oorlog zal men met oogkleppen rondlopen en niet willen overzien van wat de gruweldaden zullen zijn die men kan begaan. Oorlog heeft een zondermeer verwoestende werking en heeft als voornaamste doel de totale vernietiging van de vijand. Ik denk daarbij gelijk aan de vredesactivist Thich Nhat Hanh, maar wie was nou weer Thich Nhat Hanh zullen velen zich af willen vragen. Daarom begin ik even met een klein uitleg van het leven van een man, die mijn eigen leven zeer heeft aangeraakt, een man die voor de velen meer bekende Dr. Martin Luther King, zelfs de prijs voor de wereldvrede kreeg toegekend. Martin Luther heeft destijds veel betekend voor de mistoestanden in de wereld, maar kon helaas nog geen jaar later (4 april 1968) door iemand worden vermoord. Maar zondermeer is hij tot op heden nog steeds voor miljoenen mensen het symbool voor de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten gebleven. Maar eerst even in het kort een kleine uitleg dus over deze Thich Nhat Hahn.

Thich Nhat Hanh

Thich Nhat Hanh is geboren in Vietnam in 1926. Op 16-jarige leeftijd werd hij Zen-monnik. In de jaren '60 heeft hij de Van Hanh Universiteit opgericht. Helaas moest hij na veel tegenstand zijn land verlaten. Pas in 2005 kwam hij na 40 jaar weer terug in Vietnam.  Inmiddels is Thich Nhat Hanh boeddhistische monnik, vredesactivist, dichter en schrijver. Enkele boeken van hem: Iedere stap is vrede, In de geest van liefde en Wandelen in vreugde.

"We hebben meer mogelijkheden in elke moment dan we ons eigenlijk realiseren"

Dr. Martin Luther King nomineerde hem dus in 1967 voor de Nobelprijs voor de Vrede vanwege zijn pacifistische activisme gedurende de Vietnamoorlog. Ondanks de krachtige aanbeveling van de kant van Dr. King besloot het comité, evenals het jaar daarvoor, helemaal geen prijs toe te kennen. Het communistische bewind in Vietnam beschouwde hem als klassenvijand en Thich Nhat Hanh moest zijn vaderland verlaten. Nou moet je dus ook even weten van wat nou weer een klassenvijand is, dus nog even het volgende: Klassenvijand is een woord uit het communistme, waarin mensen vanuit een ideaal beeld worden verdeeld in 2 klassen, de rijken de armen. Of anders gezegd: bezitters van materiële middelen (productiemiddelen, grondbezit en kapitaal) en arbeiders (het proletariaat).

Overdrijven en overtreffen

 

Mensen  overdrijven om te overtreffen en om vaak zelf te kunnen schitteren. Maar waarom wil iemand dan zo graag schitteren? Ze willen schitteren omdat ze niet echt door hebben van wat werkelijke liefde is en zij zich al te gauw kunnen verliezen in de uiterlijkheden van vermaak.

 

Mensen spelen dan vaak met elkaar. Gebruiken elkaar dan zonder werkelijk lief te kunnen hebben. Wanneer men zal accepteren te worden vernederd of te worden uitgescholden, zal men zienderogen kunnen lijden en dit door kunnen geven aan een ander. Maar het lijden zal geen bekoring kunnen vinden omdat men niet door heeft wat werkelijke liefde zal  mogen zijn.

Jozef van der Berg

( I met Josef in 2004 for the first time in real and this was very special to me. He could answer me many question I had many quwstions about the Bible rhat time and we were also talk many times about theatre. Still the special between us is that we are not the same Christian tradition and  we are close frieds because the most important is that we both praise the Lord for the deepest trueth of our life,  july 2013.)

In 1981 krijgt hij de CJP-Podiumprijs. Een aantal van zijn voorstellingen worden uitgezonden door de VPRO. In 1983 werd Stichting De Dwaas opgericht in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken. De stichting werd opgericht voor Van den Bergs technicus Gerrit de Beuze, die vervangende dienstplicht deed, zodat deze in dienst kon komen van de stichting.

 


De Kluizenaar van Neerijnen - The Hermit of Neerijnen

Een hutje middenin de wereld is een portret van Jozef van den Berg. Hij was een bekend poppenspeler en trad op over de hele wereld, maar leeft nu als kluizenaar in het dorpje Neerijnen. In 1989 wordt hij geroepen door God. Hij verlaat zijn vrouw en kinderen en omarmt het Griekse Orthodoxe geloof. Hij woont eerst met zijn oude speelkoffer in een fietsenstalling bij het gemeentehuis. Later bouwt hij een hutje onder de perenboom in de tuin bij buren van het gemeentehuis. De documentaire over Jozef van den Berg uit Neerijnen is gekozen tot een van de beste vier afstudeerproducties van televisiestudenten van Fontys Hogeschool voor Journalistiek in Tilburg. Alle examenproducties van het schooljaar 2002-2003 maakten kans op deze zogenaamde BOY-award. De vakjury bestond uit: Henny Stoel (oud-nieuwslezer van het NOS journaal), Alje Kamphuis (Netwerk), Maurice Ubags (L1 radio-tv) en Jacqueline Toonen (voormalig chef SBS Nieuws).

Ik ken Jozef zelf vanaf 2004 en heb veel met hem gesproken. In 2013 kijk ik opnieuw naar wikipedia en zie dat het levensverhaal aangepast is en  Ik lees er het volgende:

Jozef van der Berg  via WIKIPEDIA op 27 juli 2013

Vanaf zijn zevende jaar bracht Van den Berg zijn jeugd door in Cuijk, waar zijn vader 'Huize Maasouwe' had gekocht en daar een accountantskantoor hield. Vader was eerder onderwijzer geweest aan lagere scholen. Het gezin bestond uit elf kinderen. Op 30 januari 1962, toen hij twaalf jaar oud was, overleed zijn vader en daarna ook zijn beste vriend Frits. Van den Berg wilde als kind priester worden, zijn moeder gaf hem daarom ter gelegenheid van sinterklaas op maat gemaakte priesterkleren om priestertje te kunnen spelen. Op tienjarige leeftijd speelde hij de rol van farizeeër in een passiespel van de welpen van Cuijk. Op dertienjarige leeftijd had hij een vriendinnetje, waardoor de priesterroeping naar de achtergrond verdween. Gedurende de middelbareschooltijd op het Internaat Bisschoppelijk College in Roermond was hij zeer actief in het schooltoneel. Hij vertolkte Sisyphos in het stuk Sisyphos en de dood, en later, geïnspireerd door Henk van Ulsen, met veel succes Dagboek van een gek van Gogol. Eind jaren 60, na het behalen van het diploma gymnasium deed hij toelatingsexamen en begon met de toneelschool in Arnhem, waar hij in het begin van het tweede studiejaar mee stopte. Hij ging eerst samenwonen met Ruth in Arnhem en verhuisde later naar Groningen. Hij vroeg bijstand aan en begon met een poppenkast te spelen. Hij leende een paard en wagen en trok daarmee al poppenspelend rond. In die tijd trad hij toe tot de Gurdjieff-beweging. In Groningen ging hij samenwonen waar hij na een voorstelling kennismaakte met zijn vrouw Hansje, met wie hij op 11 september 1973 trouwde. Met haar kreeg hij vier kinderen, Lotte, Maartje, Jasmijn en Jesse van den Berg. In Groningen woont hij in een boerderijtje en huurt hij een keldertje in de Zwanestraat en speelt daar op de woensdagmiddag voor de kinderen en op de vrijdagavond improvisaties voor de volwassenen.

Hij begon zijn professionele loopbaan als poppenspeler in een poppenkast en bracht daar tal van figuren tot leven.

Uiteindelijk haalt hij het voordoek weg en wordt zodoende de man met de poppen die zichtbaar is voor zijn publiek. Zijn improvisaties worden vervangen door een voorstelling met een titel. Met een brandweerauto, speelt hij met een rondreizend poppentheater, wonende in een woonwagen, brengt hij zijn voorstellingen naar de mensen. In 1980 krijgt hij de Hans Snoekprijs voor Appeloog en vertrekt hij uit Groningen en gaat wonen in het Betuwse Herwijnen. Daar schrijft hij Moeke en de Dwaas voor het Holland Festival. In 1980 en 1981 speelt hij Moeke en de Dwaas, het was zijn grote doorbraak, hierna speelde hij in Parijs, de V.S. en Japan. In deze voorstelling speelde hij een monnik. (hiermee keerde hij dus terug tot zijn kinderdroom die eigenlijk voorkwam uit het verdriet en de pijn die hij kende van het gemis van 2 dierbaren in zijn leven, zijn vader en zijn beste vriend)

Zijn poppen waren als zijn familie,

zo waren er o.a.

  1. Luc de kluizenaar, alsof hij een vooruitziende blik had,
  2. de materialistische en opportunistische Portemonnee
  3. de oude wijze strenge Mevrouw de Heks,
  4. de alles beredenerende Mijnheer de Koning,
  5. de melancholieke Grootoog,
  6. de romantische neuroot Frederik de Vogel,
  7. Pietje de Rups
  8. en Mannetje Pluim.                                                                                                                                                                                                             

In 1981 krijgt hij de CJP-Podiumprijs. Een aantal van zijn voorstellingen worden uitgezonden door de VPRO. In 1983 werd Stichting De Dwaas opgericht in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken. De stichting werd opgericht voor Van den Bergs technicus Gerrit de Beuze, die vervangende dienstplicht deed, zodat deze in dienst kon komen van de stichting. In 1988 en 1989 speelt Jozef van den Berg zijn laatste voorstelling Genoeg Gewacht, wat een reactie op Wachten op Godot van Samuel Beckett was. Deze voorstelling maakte hij voor zijn ernstig zieke broer Aloys. Dit stuk heeft hij 80 keer gespeeld, in Nederland en op een festival in New York. Het was. De voorstelling " GENOEG GEWACHT" werd de ultieme zoektocht voor zijn bekering. In deze voorstelling gebruikt hij de muziek van de Stabat Mater van Vivaldi, gezongen door Aafje Heynis. Aloys van den Berg, zijn broer, is in een rolstoel enkele keren naar Genoeg Gewacht komen kijken. Op 1 Juli 1989 overlijdt zijn broer na een lang ziekbed aan een hersentumor. Op 12 september 1989 is in Antwerpen de Belgische première voor Genoeg Gewacht. Die middag heeft van den Berg zoals hij later zelf verklaart een Ontmoeting met God. Zittend in zijn kleedkamer schrijvend aan een brief die hij die avond voor het eerst in zijn voorstelling wil gebruiken stelt God hem door zijn eigen pen de vraag: Waarom zie jij steeds maar niet, dat Ik niet komen kan ,omdat Ik er al ben. Op 12 september 1989 speelt hij nog de première, die naar later blijkt zijn allerlaatste voorstelling zal zijn. Van den Berg werd naar eigen zeggen geroepen door God en moest daar gehoor aan geven.  Voor de avondvoorstelling op 14 september 1989 in De Singel Antwerpen, heeft hij zijn bijbel gepakt en vraagt aan God wat hij moet doen. Hij slaat de bijbel open bij de volgende tekst: Ga weg uit hun midden en scheidt u af. (II Kor. 6:17).
Voor de aanvang van de voorstelling zei hij tegen zijn publiek:

“Ik zal het u proberen uit te leggen. Ik hoop dat u één ding voor mij hebt en dat is respect voor mijn beslissing. Ik zal nooit meer spelen. Ik ben een werkelijkheid genaderd die niet meer te spelen is. Ik heb ontzettend lang gezocht, ben overal geweest. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie en die conclusie ben ik nu zelf, dat de zoeker zoekt, maar hij wordt gevonden. Daarom sta ik vanavond voor het laatst op de planken. U gelooft me niet, maar dat is het bedrieglijke van theater. Dus daarom, dames en heren: om deze man, om Christus, daarom alleen heb ik dit stuk gezocht. En ik weet nu dat dit zo is en ik stap uit dit vak. Voor mij is het voorbij. Ik zoek de werkelijkheid. Ik kan geen dingen meer zeggen die niet waar voor mij zijn. Ik zeg u allen goedendag. Ik ga. Het ga u allen goed. Het geld wat u hebt betaald kunt u terugkrijgen aan de kassa.”

Er heerst een dodelijke stilte, de zaal reageert geëmotioneerd. Zo komt op 14 september 1989 om 19:55 (vijf minuten voor Aanvang van de voorstelling!) uur een einde aan de toneelcarrière van Jozef van den Berg. In 1990 begon van den Berg met een zoektocht, die hem leiden zou naar Maldon, Athene en de Heilige Berg Athos, om verder te onderzoeken hoe hij zijn weg met God moest vervolgen. Zijn kinderen en zijn vrouw vonden zijn bekering moeilijk te begrijpen. Er is een belangrijke gebeurtenis aan zijn bekering vooraf gegaan, een vrouw die hij kent uit de Gurdjieff-beweging komt bij een ernstig verkeersongeval om het leven en zij had te kennen gegeven dat ze orthodox begraven wilde worden. Dat gebeurde op 17 augustus 1989 in Eindhoven. (dit is dus een maand voordat hij er mee op is gehouden) Hij hoort daar voor het eerst het Trisagion in het Nederlands. Daar begon hij te zien dat Gurdjieff ongelijk had. Eind september 1989 gaat hij naar het Grieks-orthodox klooster van de H. Johannes de Doper te Maldon in Engeland, waar hij spreekt met de starets archimandriet Sophrony. Begin januari 1990 heeft hij in Athene een zeer belangrijke ontmoeting met de Griekse starets oudvader Porphyrios. Deze laatste bevestigt de ervaring die God hem heeft gegeven in Antwerpen en zegt hem, dat hij nu Acteur van Christus moet worden. Hij wordt door vader Porphyrios doorverwezen naar de Heilige Berg Athos, daar heeft hij een ontmoeting met vader Païssios. Na zijn terugkeer in Nederland begint hij trouw aan het woord van vader Porphyrios te werken aan een nieuwe familievoorstelling " De Omgekeerde Wereld" , Midden in die crisis vraagt hij op 18 juni 1990 aan zijn priester om hem op te nemen in de Orthodoxe Kerk. Inmiddels zijn er 40.000 kaarten verkocht voor zijn nieuwe voorstelling. Maar er komt ook daardoor hoegenaamd niets uit zijn handen. In augustus 1990 wordt Jozef van der Berg overspannen, 5 weken, opgenomen in het Psychiatrisch Centrum Nijmegen op de Heilige Land Stichting. En de nieuwe voorstelling komt er niet. Langzaam keert daarna de rust terug en zo begint hij aan een nieuw stuk, De Ontmoeting te schrijven, waarin hij wil proberen datgene wat hem in Antwerpen is overkomen met zijn publiek te delen. In april 1991 gaat hij opnieuw naar Athene, naar vader Porphyrios, om hem zijn zegen voor het spelen van zijn stuk De Ontmoeting te vragen.(een grote afhankelijk was het lot van Jozef geworden. Hij had nog steeds niet in de gaten dat hij degene was die dit direct aan God had kunnen vragen. De bevestiging van andere gelovigen of kerkgangers bleef voor Jozef de meest belangrijke tot op de dag van vandaag.) Maar hij heeft hem, vanwege zijn ouderdom en ziekte, niet meer kunnen spreken. Hierna gaat hij drie weken naar de Heilige Berg Athos, waar hij in het klooster Grigoriou werkt aan zijn voorstelling. Teruggekeerd in Nederland ontwikkelt zich alles anders dan verwacht, vanwege o.a. de subsidie van het ministerie van CRM. Op verzoek van het bestuur van stichting De Dwaas, waar Van den Berg in dienst van gekomen is, formuleert hij een nieuw doel voor deze stichting. Op 21 mei 1991 maakt hij dit nieuwe doel op een bestuursvergadering bekend: Het ondersteunen en stimuleren van elke theatrale activiteit, dit in de ruimste zin genomen, die uiting geeft aan de geest van Christus. Het bestuur en het ministerie van CRM kunnen zich hier niet in vinden en de subsidie wordt ingetrokken. Maar toch houdt hij vast aan dit eenmaal door hem gestelde doel. Zo komt er dan een onverwacht toch nog een einde aan het hele project. En geleidelijk aan begint van den Berg te zien dat hij ook De Ontmoeting nooit zal gaan spelen. De autoriteiten namen aan dat hij opnieuw in de war was en hij wordt arbeidsongeschikt verklaard. In de nacht van 1 op 2 juni 1991 denkt Jozef dat  God hem roept om alles en iedereen te verlaten en hij gaat op 2 juni 1991 in zijn oude Mercedes Combi naar de Goddelijke Liturgie in het klooster van de Heilige Profeet Elias in St. Hubert. Daar laat hij zijn laatste geld, achter op de collecteschaal. “Heer vanaf nu moet U voor mij zorgen. Ik geef mij totaal over.” Archimandriet Pachom zegt daar in het Evangelie van die Zondag van Allerheiligen:

  1. Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig
  2. wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig
  3. wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig
  4. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen
  5. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.

Deze meneer Pachom verwijst hier naar de woorden van Mattheüs 10:37-39. Jozef  gaat twee uur later, na de liturgie, rechtstreeks naar het klooster van de Geboorte Moeder van de Moeder Gods in Asten. Hier blijft Jozef 19 dagen. Hij laat er zijn auto achter omdat hij kapot is. Op 21 juni 1991 zet hij opnieuw definitief punt achter zijn toneelcarrière. Na zijn 1e  try-out voorstelling "De Ontmoeting"  in de Streekschouwburg van Cuijk. Op 24 juni 1991 vertrekt hij van het Klooster per openbaar vervoer terug naar huis om daar zijn witte theaterfiets op te halen. Op deze fiets fietst hij voor de ogen van zijn gezin weg de wereld in om zijn taak als 'acteur van Christus' te gaan zoeken. Jozef krijgt bij Waardenburg helaas een lekke band. Hij gaat daarop met de fiets aan de hand naar Neerijnen en overnacht daar achter het huis van kunstenares Juke Hudig. Op 25 juni 1991 gaat Jozef bij Juke Hudig weg nadat zijn fiets gerepareerd is. Daarna fietst hij Noord-Brabant in, naar het zuiden. Hij wil het Brabantse land en de wijde wereld in. Maar denkt dan opeens dat dit toch niet Gods wil kan zijn en keert na één nacht in Eindhoven toch weer terug naar Neerijnen. Op 30 juni haalt hij een tweetal attributen uit zijn voorstellingen op uit zijn huis. Daarna gaat hij weer naar Juke Hudig. Zijn enige vraag is: “Hoe wil God dat ik mijn roeping vorm geef?” Dan wil hij zijn speelkoffer ophalen. Op 9 juli 1991 haalt hij in Herwijnen de kist op en brengt deze lopend 15 km verder naar Neerijnen. In Neerijnen aangekomen, met zijn theaterkist op wieltjes, met daarop een Orthodox Kruis bevestigd, begrijpt hij meer en meer dat hij daar moet blijven. In juli verblijft hij ook nog 3 dagen op een boerderij in Neerijnen. Op 1 augustus 1991 gaat hij dan uiteindelijk naar de fietsenstalling van het gemeentehuis van Neerijnen, en begint dan op het plein aan zijn openbare roeping. Na 50 dagen trekt hij zich weer uit de openbaarheid terug. En leeft 9 maanden in afzondering op de deel van een boerderijtje van een inwoonster van Neerijnen. In juni 1992 keert Jozef terug naar het fietsenhok en sindsdien blijft hij daar, ook in de winter. In december 1992 maakt hij een klein kapelletje rond zijn kist. Op 1 november 1993 moet van den Berg op last van de gemeente Neerijnen vertrekken uit het fietsenhok. Twee leerlingen van de Neerijnense basisschool bieden de burgemeester een handtekeningenlijst aan namens dorpsbewoners die vinden dat hij in de stalling moet kunnen wonen, maar dat mag niet baten. Het Jeugdjournaal volgt de actie van de twee jongens en is ook ter plaatse op maandagochtend 1 november. Jozef besluit op maandagmiddag zijn spullen te pakken en vertrekt uit het fietsenhok.Dorpsgenoot Harm Hazelhoff heeft hem al eerder een plek aan in zijn tuin, onder de kweepeer aangeboden, maar Van den Berg begrijpt innerlijk nog niet dat hij die uitnodiging moet aannemen. Op maandagavond gaat hij met zijn spullen weer terug naar het fietsenhok. In de nacht van 1 op 2 november laat God hem zien dat hij nederig moet zijn en het fietsenhok toch moet verlaten. Dinsdag plaatst hij zijn hutkoffer en andere spullen onder de kweepeer bij Hazelhoff in de tuin. Dezelfde middag komt er iemand bij hem die zegt dat De Pleisterplaats zijn mooiste voorstelling was. Vlakbij de kweepeer staan vier palen en Jozef begrijpt hieruit dat hij de "Pleisterplaats" onder de kweepeer moet gaan bouwen. Samen met deze "boodschapper", die later blijkt ook nog een timmerman te zijn, bouwt hij de kleine kapel, van twee bij anderhalve meter, die tot op heden bestaat. Hier woont hij nog steeds. Daar ontvangt hij dagelijks mensen. Hij leeft van wat mensen hem brengen. Hij heeft geen aansluiting op welke nutsvoorziening dan ook. Sinds een jaar of acht is er een toilet van de kasteeltuin, waar Jozef en zijn gasten gebruik van kunnen maken, en sinds enkele jaren beschikt hij over een mobiele telefoon voor noodgevallen.
Door zijn bijzondere levenswijze krijgt Jozef van den Berg veel aandacht van de media.Ook na zijn toneelcarrière verslapt de media-aandacht voor hem nooit. Sinds het begin van zijn roeping verschijnt er ieder jaar wel een artikel over hem in een van de grote landelijke dagbladen, weekbladen, tv., radio of op een weblog. De landelijke media weten hem ook te vinden.


tot slot:

Natuurlijk is de media voor Jozef van belang. Jozef heeft werkelijk een hele grote stap in zijn leven willen maken. Je liefdevolle vrouw en kinderen verlaten is volgens mij zonder enige twijfel, de meest moeilijke stap die een mens kan doen. En de mensen die werkelijk al van hem hielden, waaronder zonder meer zijn oudste dochter Lotte, wilden en konden hem zeker niet in de kou laten staan. Zij hoorden en voelden zijn levend hart kloppen en konden niet anders dan hem met een groot liefdevol respect te blijven bekijken. En in dat koude fietsenhok van Neerijnen miste hij natuurlijk zijn hartsfamilie als geen ander. Mensen die uit  "eigen wil"  of misschien beter uitgedrukt uit "Gods wli"*, het grootste offer hebben willen achterletan. Door de uitermate grote bewondering en respect die duizenden mensen in hem hebben gezien als acteur of poppenspeler, wilden de meesten hem gelukkig niets kwalijk nemen en deden dat door zijn verhaal over zijn allergrootste liefde voor God serieus te gaan nemen. Jozef weerspiegeld voor mij een groot ideaal waarmee hij nu een waar droombeeld van realiteit wil leven en daarbij zichzelf de taak heeft willen stellen om iedereen over God en Jezus te vertellen. Hij doet dit volgens een oudere en volgens eigen zeggen, meest oorspronkellijke menselijke traditie. Een traditie waarin een oud spel natuurlijk nooit een onbelangrijke rol heeft kunnen spelen. Hij heeft de Bijbelverhalen van de oudere othodoxe vaders geleerd en treed hiermee met trots, liefde en respect voor de Heer mee naar buiten. Hoewel ik zelf niet precies dezelfde weg kon bewandelen, zie ik hem nog steds als een heel goed mens die alles voor God over heeft.


Hans de Groot 27 juli 2013

 

Het voorbeeld van James Bonnet

James Bonnet was een voorbeeld dat Iris de Ruiter voor mij meebracht met betrekking tot het onderwerp: " conflict" (Zijn woorden enigszins vertaald door mij:) Het is eigenlijk een verhaal te noemen hoe alle gebeurtenissen in ons leven van belang zullen zijn. Het begint vrijwel altijd met een staat waarin we niet oorspronkelijk zullen zijn en dat we dus ergens in vast zijn komen te zitten. En zo worden we dus door het leven heen getrokken. We hebben aansporingen nodig en iemand die om ons geeft,  En verder hebben we creativiteit van onze fantasie ervoor nodig. We moeten ons zien te vermaken en verschillende taken in ons leven vervullen. We moeten het hoofd zien te bieden voor onze angsten en de weerstanden die we zullen tegenkomen. Ook is het van belang om bepaalde risico’s aan te gaan en te zullen gaan beleven en een bepaald gevoel van realiteitszin te onderkennen. We moeten in ons leven gaan werken aan relaties en bepaalde verleidingen leren te weerstaan. Natuurlijk moeten aandacht geven aan de essentie van ons gevoel en soms er iets voor opofferen of te laten staan. Aan het eind van het verhaal zullen we spanning ondergaan en angsten overwinnen.
Succes lijkt juist vaak een grote tegenstander te zijn die ons naar de bol kan doen stijgen. Het blijft van het allergrootste belang dat we leren om te gaan met onze  tegenslagen en afwijzingen. Alles lijkt echter bedoeld om ons een bepaalde richting uit te sturen en op zoek gaan naar een soort van stroomlijning. Bemoedigingen en betrokkenheid van anderen helpen ons vooruit. Het noodlot en rampspoed zorgen vaak voor problemen en complicaties in ons bewustzijn, maar uiteindelijk zal het overwinnen hiervan de oplossing kunnen aandragen. Uiteindelijk zullen we ons gesterkt kunnen voelen door onze ervaringen.

Tuesday, September 4, 2007
James Bonnet / Singaporeans don't like to read or buy local story books. Books on politicians and ghosts are the bestsellers. That's a fact.
Can't blame Singaporeans. In the pursuit of more wealth, our pragmatic little nation has neglected to buy some local Soul (and I'm not referring to those souls we burn lots of paper offerings for during the Ghost Festival). Tell a good story, and you bet Singaporeans will support (see, so many go see Royston Tan's 881!). It's really up to the local artists to sharpen our skills. I'm lucky my stories moved some modest book sales and plays, with, like, minimal dollars spent on publicity. But ask anybody on the street, and it's like, Otto who? Haha. The seminar I attended is called The Creative Process and the Art of Storymaking. The speaker is James Bonnet, writer, teacher and story consultant. He also wrote two editions of the book Stealing Fire From The Gods: The Complete Guide to Story for Writers & Filmmakers. It's amazing how inspiring a short session with a master storyteller can be. I used Bonnet's creation the Storywheel and the Golden Paradigm to think deeper about my next comic project on the Monkey King. And here's some of my lecture notes: So, my Monkey King is someone who never got approval. Budhha and the Heavens may have helped him in his Journey To The West, but nothing he did was ever good enough. Er Lang, a formidable God, is like some privileaged kid with wealth, powerful parents and cool cars. Why, he even has more eyes than the Monkey King (like all the be-spectacled 'four- eyed' intellectuals). My Monkey King is the quintessential Chow Ah Beng (local version of the under-educated, low-class underdog). So, I'd like to thank the Book Development Council and the Arts House for their wisdom to bring in James Bonnet. Thank my leaders in Raffles Institution for their foresight in allowing me to sign up for a course not directly related to my teaching subjects. Thank James Bonnet for generously imparting his knowledge. Thank goodness for all your wisdom.

Stanislas Kostka

Stanislas Kostka is overal ter wereld de beschermheilige van de jeugd. Hij werd in 1550 in Polen geboren in een invloedrijke familie. Zijn ouders stuurden hem naar het jezuïetencollege van Wenen, waar hij kennis maakte met het katholieke geloof. Daar raakte hij zo van onder de indruk, dat hij wilde toetreden tot de kloosterorde van de jezuïeten.
Zijn familie was het echter niet eens met zijn keuze, en omdat het klooster in Wenen bang was voor represailles, werd Stanislas afgewezen. Daarop vluchtte hij naar Rome. Het was een lange en zware reis. Hij liep eerst 450 kilometer naar Augsburg in Zuid-Duitsland en vervolgens 1000 kilometer naar Rome. Daar werd hij eindelijk toegelaten tot de orde.

Helaas stierf hij nog geen jaar later aan de gevolgen van malaria. Hij werd maar achttien jaar.

Ad maiora natus sum
Zijn lijfspreuk was: Voor het hogere ben ik geboren (ad maiora natus sum).
Als patroonheilige van ons college staat hij

symbool voor jonge mensen die streven naar ontwikkeling en het goede      

Op de school STANISLAS

Elk jaar besteden zij aandacht aan de sterfdag van Sint Stanislas. We doen dat op alle locaties op verschillende manieren. Op de ene locatie met een fancy fair en op de andere locatie door een gezellige of sportieve activiteit buiten school.

Ieder jaar besteed men aandacht aan de sterfdag van Stanislas en dit is volgens een katholieke gebruik.

Je viert dat " een heilige " opgenomen is in de hemel en dat hij of zij woning heeft gekregen bij God waar het natuurlijk goed is.

En we vieren het voorbeeld dat de heilige gegeven is; door zijn of haar leven laat de heilige zien hoe wij goed kunnen leven.

 

Eigenlijk vind ik dit een prachtig gebruik. Ik ben niet katholiek, maar ik voel me er geweldig toe aangetrokken en moet opmerken dat de school bij mij in de buurt zit en de naam van Sanislas draagt, mij als de meest vriendelijke school kon overkomen en niet alleen afgelopen vrijdag, maar ook al eerder toen ik eens een paar leerlingen van de school had willen aanspreken. Ik wist niet wie Stanislas was, maar vroeg hen of het een leuke school was en daar gaven ze allemaal een positief antwoord op.

Nu ben ik dus voor het eerst gaan kijken wie Stanislas Kostka is geweest en ik ben zeker onder de indruk geraakt al moest ik voorheen niet veel hebben van Katholiek en nog veel minder van kloosterorde van de jezuïeten. Ik heb namelijk eens gehoord dat ook Hitler daar deel van had kunnen uitmaken en dat vond ik toen zeer stuitend. Maar alweer kom ik het hier tegen, dat dit wel eens een heel erg groot vooroordeel geweest kan zijn. En misschien wordt ik nog wel eens Rooms Katholiek, al weet ik hoe de vooroordelen van mijn kerk tegenover deze gemeenschap vaak zijn. Ik kan zelf onmogelijk negatief staan tot mooie menselijke tradities die in het tegen van God zullen zijn. En ik proef hier zeker dat er hier werkelijk sprake is van een echte heilige van een jonge man die slechts 18 jaar is geworden en die tot voorbeeld is komen te staan voor misscien wel miljoenen andere heilige mensen. Dit kan en mag ik niet ontkennen als een zeer bijzondere waarde. 

Hoe ik dit in mijn eigen leven wil interpreteren?

Ik ben zelf zeker een gelovig mens in God en wil zeker streven naar het goede op deze wereld. Het goed en het kwaad bestaat gewoon op deze aarde en dit is zonderweer in de wijsheid van God die almachtig voor mij is. Een ieder die op zoek zal zijn naar deze innerlijke kracht van zijn of haar bestaan zal mij tot voorbeeld staan en dan denk ik zefls aan mijn oudste broer die in het afscheid dat hij van het leven nam, zijn overdracht heeft willen doen laten weerklinken aan zijn 2 jongere broers, waar ik er eentje van ben. Laat mij deze wijsheid met me meedragen en er voor strijden dat ook zijn woorden hiermee ingewilligd zullen kunnen worden. Hij heeft dit werkelijk uitgesproken in zijn dagboek en al was hij zoekende naar het hogere, hij had zeker een goed en zuiver hart en is naar een verspreiding ervan zeker op zoek geweest. Hij heeft niet kunnen vinden van wat werkelijke liefde was, of misschien toch wel en kon hij het niet als levende ermee uitdragen. Hij heeft zonder meer zijn uiterste best er voor willen doen. Ik zal nooit vergeten hoe hij zelfs fluitend de kamer had willen verlaten met een melodie die ik even ervoor, net op de gitaar had gespeeld, Dit gegeven is werkelijk nimmer erg sterk tot iemand doorgedrongen, maar kon mij werkelijk overkomen al was dit nu meer dan 40 jaar geleden. Ik herinner me ook de vreemde huilbui die mij een paar weken later kon overkomen toen ik alleen door de uitgestrekte weilanden van Friesland wandelde. Het was toen alsof er een vreemd licht op mij neerdaalde en ik het besef kreeg hoe eenzaam men in de wereld kon zijn. Ik moest enorm huilen en dacht daarbij aan de oud bejaarde vrouwtjes die ik met de collecte voor de dierenbescherming ik op de Leeuwardense Tweebaksmarkt had bezocht. Hoe blij ze waren om een levende ziel aan hun deur te kunnen krijgen aanwie zij hun verhaal kwijt konden. Collecteren voor de dierenbescherming heb ik als gesamelijke actieviteit die ik samen met mijn moeder meerdere jaren willen doen, al hadden we natuurlijk beiden zo onze eigen wijk. Ook besluit ik op dit moment om deze woorden aan mijn 2 jaar oudere broer te laten weten. Hij is niet in God en is er zelfs heel erg wars van denk ik soms. Toch wil ik ook voor mijn andere nog in leven zijnde broer bidden, opdat hij zich ook tot zijn genade zou willen gaan keren, hoe sterk hij zich momenteel ook een atheist of nihililist denkt te moeten voelen. Ik doe hierbij mijn verzoek aan de heilige geest om hem te doen laten toetreden tot het enige ware konnkrijk van God. Want ik weet dat mijn levende broer een goed mens is evenals zijn vrouw en dat zij niets liever wensen dan slechts een Goddelijke vrede al dienen ze daarbij in te moeten zien dat ze dan eerst werkelijk eerst in het aardse vlees te moeten sterven, al is dit  dan natuurlijk niet op de meest letterlijke wijze zoals onze oudste broer ons heeft laten zien en ermee heeft doen laten ervaren.

Ook vind ik het mooi om te lezen dat Stanislas afgewezen kon worden door zijn ouders die bang bleken te zijn voor represajes van God. Hoe krom kan het in het leven zijn wanneer ouders hun kinderen een meest absolute keus tot het toetreden tot de Heer willen tegengaan?

Zij waren bang en bezorgd voor hun eigen kind en wisten blijkbaar niet welke roeping hun eigen kind had kunnen krijgen en dat juist zijn daad om van zijn ouders weg te lopen en opzoek naar het ware levenspad van God te gaan, ook synoniem gezien kan worden als de levenswandel van Abram die zijn vader Terach had willen verlaten. Abram geloofde niet in de onzinverhaaltjes van zijn vader Terach die in zijn ogen niet meer dan een koopman of bedrieger was van scheinheilige beeldjes die hijzelf had weten te creeren. Iets waar Abram alszijnde zijn zoon in ieder geval nimmer in kon doen geloven.

 

Opgezocht over Terach, vader van Abraham

Terach was de vader van Abraham. Het woord kan worden vertaald als "zwerver", maar het kan ook "turahu" (wilde geit) hebben betekend.

Volgens Genesis 11, was Terach de zoon van Nahor. Hij woonde in "Ur van de Chaldea," waar zijn zoon Haran stierf.

Hij stierf in Harran en werd tweehonderdenvijf. (Genesis 11:24-32).

Volgens de lezing van de Samaritaanse Pentateuch werd Terach maar 145 jaar oud, en vertrok Abraham pas na de dood van zijn vader uit Haran (zoals ook Hnd 7,4 zegt).

Terach diende volgens Jozua andere goden en daarom had God tot Abraham gesproken en hem verzocht om zijn vader te verlaten en Hem te volgen. Hij trok toen naar het land van Kanaän (Joshua 24:2-3) en volgens De Midrasj verkocht hij afgodsbeelden.

In de islam staat Terach echter bekend als de zoon van Abraham (Ibrahim)

Stanislaus Kostka

Stanislaus Kostka
Stanislaus Kostka, ook: Stanislas Kostka of Stanisław Kostka (Rostków bij Przasnysz, 28 oktober 1550 - Rome, 15 augustus 1568) was een Pools jezuïet.

In 1564 volgde hij samen met zijn broer onderwijs in Wenen. Zijn wens om jezuïet te worden werd aanvankelijk door de congregatie afgewezen, omdat Kostka uit een invloedrijke familie kwam. Men dacht met Kostka de bemoeienis van deze familie binnen te halen en dat wilde men vermijden. Hierop trok Stanislaus Kostka 1567 naar Rome. Op weg verbleef hij enige tijd bij jezuïeten in Dillingen aan de Donau en Augsburg; tijdens deze verblijven ontmoette hij Petrus Canisius, die op dat moment provinciaal van de Duitse jezuïeten was. Deze zette zich in voor Kostka's roeping en stuurde hem naar Rome.

Als lijfspreuk koos hij: "Voor het hogere ben ik geboren". (Ad maiora natus sum)

In oktober 1567 werd Kostka in Rome als novice tot de Societas Jesu toegelaten. Hij stierf, vermoedelijk aan de gevolgen van zijn lange zware reis, op het hoogfeest van Maria-ten-Hemelopneming. Zijn lichaam is begraven in de Romeinse kerk Sant'Andrea al Quirinale. Zijn oude kamer in Wenen werd al in 1583 tot een kapel omgebouwd, die nog steeds jaarlijks tussen 13 en 20 november voor het publiek toegankelijk is.

Paus Clemens X sprak Stanislaus Kostka in 1670 zalig. Op 31 december 1726 werd Kostka samen met Aloysius Gonzaga door paus Benedictus XIII heilig verklaard. Zijn gedachtenis wordt steeds gevierd op 13 november. Met de beide andere jong overleden jezuïeten Aloysius Gonzaga en Jan Berchmans geldt Stanislaus Kostka als beschermheilige van de jeugd. Sinds 1671 geldt Kostka ook als nationale nevenpatroon van Polen.

Stanislas geldt als internationaal patroon van de jeugd. Vanwege de toewijding aan de jeugd, dragen nogal wat katholieke jeugdgroepen de naam van Stanislaus Kostka. Bijvoorbeeld de scoutinggroep resp. stichting scouting Sint Stanislaus Kostka, die in 1946 werd opgericht als eerste scoutinggroep in Veldhoven dorp. Daarnaast zijn er ook scholen naar hem vernoemd, zoals het Sint Stanislas College in Delft en Rijswijk, het Sint-Stanislascollege te Berchem/Wilrijk of het Institut Saint-Stanislas te Etterbeek.

† 1568  Stanislas Kostka 

n
 Inhoud van deze pagina  Algemeen
Stanislas vlg. J. Kerns sj
Stanislas uitvoerig
Stanislas n.a.v. een afbeelding

Stanislas Kostka sj, Rome, Italië; belijder; † 1568.

Feest † 15 augustus & 13 november.

Naar aanleiding van een recente reis zal deze pagina binnenkort herschreven en sterk uitgebreid worden...

Stanislas was een jongen van Poolse adel, geboren op 28 oktober 1550 op slot Rostków. Vader wilde, dat hij en zijn oudere zoon Paul door de jezuïeten zouden worden gevormd. Daartoe zond hij ze naar het pas opgerichte jezuïetencollege te Wenen. Daar woonde Stanislas in hetzelfde huis als zijn broer, maar deze was een nogal heerszuchtig type, en bovendien moest hij eigenlijk niets van de jezuïeten hebben. Stanislas wel. Hij verlangde naar iets anders in zijn leven, maar besefte, dat hij met zulke idealen bij zijn broer niet hoefde aan te komen. Ook vader zou er vast niet mee ingenomen zijn. Dus brak hij met zijn milieu, kleedde zich als een zwerver en ging op weg: ver van zijn broer en nog verder weg van zijn ouderlijk huis in Polen. Hij begaf zich naar Augsburg 450 kilometer verderop! Daar meldde hij zich aan bij de jezuïeten.

Intussen had zijn broer ontdekt, dat hij weggelopen was. Hij was razend; en zocht met een aantal rauwe vrienden de hele omgeving van Wenen af om hem te vinden. Het verhaal zegt, dat die broer zelfs Stanislas achterop is gekomen, maar hem inderhaast niet herkende. Zelfs niet, toen hij hem in het voorbijgaan vroeg of hij niet iemand had gezien die geleek op... En daar volgde een hele beschrijving van Stanislas zelf. Deze wees met een vaag gebaar in de andere richting.
In Augsburg kreeg hij te horen, dat hij door moest reizen naar Dillingen (nog eens veertig kilometer). Daar woonde Petrus Canisius, één van de belangrijkste jezuïeten van dat moment in de Duits sprekende landen († 1597; feest 27 april). Die zou wel raad weten. Deze stuurde de jongen met twee jezuïetenstudenten door naar Rome: dat was nog eens duizend kilometer! Nu was hij ver genoeg weg van de invloedssfeer van thuis, en werd aangenomen als novice in de orde der jezuïeten. Niet lang daarna stierf hij (aan een ziekte? van uitputting?) op 15 augustus 1568, nog geen 18 jaar oud.
Zijn lijfspreuk was 'Ad maiora natus sum': 'Ik ben voor iets hogers geboren'.

Verering & Cultuur
Hij is patroon van Polen en van de Poolse steden Gniezno, Lublin, Lviv, Poznań en Warschau; daarnaast van jezuïetennovicen en van de studerende jeugd in het algemeen; van de stervenden (omdat hem op zijn sterfbed de Maagd Maria met het Kind Jezus op haar arm verschenen zou zijn. Hij had een grote liefde voor de Heilige Maagd).
Zijn voorspraak wordt ingeroepen bij geloofstwijfel; ook bij allerhande ziektes, vooral wanner men alle hoop op herstel heeft opgegeven, bij koorts, hartinfarcten, oogkwalen en botbreuken.
Hij wordt afgebeeld als jezuïet met lelie (reinheid) en reisstaf (vanwege de lange tochten naar Dillingen en Rome); met kruisbeeld en/of rozenkrans; met Jezuskind op de arm (verschijning); voor het Allerheiligste of voor een engel (soms de Heilige Maagd of Sint Barbara) die hem de communie brengt of met het visioen waarin de Maagd hem verschijnt met het Jezuskind of als jongen uit wiens hart de letters IHS opgloeien, het IHS-embleem dat aan de jezuïetenorde zeer dierbaar is.

[Dries van den Akker s.j./1990]

STANISLAS   [volgens: J.Kerns S.J.: 'Portait of a champion' The Newman Press, Westminster, Maryland, 1957]

Stanislas Kostka werd in 1560 in Polen geboren, op het kasteel te Rostkov bij Prasnysz, 80 km ten noorden van Warschau. Zijn vader was raadslid van de koning van Polen, en bezat als graaf vele landgoederen met landbouw, veeteelt en bosbouw. Stanislas had een één jaar oudere broer Paul, een zus van wie we de naam niet weten en twee jongere broertjes, Adalbert en Jan. Op het kasteel werd hij katholiek opgevoed. Hij leerde bij een privé-leraar, Belinsky geheten, Pools lezen en schrijven en een beetje Latijn. Verder leerde hij paardrijden, jagen en schermen. Hij hoefde geen dienstwerk te doen, maar moest wel vriendelijk omgaan met het personeel, dapperheid tonen bij wapenspelen, bij de jacht niet klagen over vermoeidheid, hitte of kou, en gasten goed ontvangen.

In die tijd stond heel Europa op zijn kop door de Reformatie. De oude kerk van Rome met al zijn macht stond onder hevige kritiek. Vanaf 1517, toen Maarten Luther zijn 95 stellingen op de kerkdeur van Wittenberg had getimmerd, verspreidden zich velerlei nieuwe godsdienstige ideeën en stromingen over Europa. Er vielen in die tijd vele mensen van hun geloof af. Bovendien was er sprake van algemeen zedelijk verval.
De in 1540 door de paus goedgekeurde orde van de jezuïeten was overal begonnen met het stichten van colleges, om jongens onderwijs te geven volgens de zuivere katholieke leer. Het dichtstbijzijnde college, gezien vanuit Polen, was te Wenen. Stanislas' vader wilde zijn zoons daar onderwijs laten volgen. Zo reisde Stanislas met zijn broer Paul, hun privé-leraar en twee dienaren, allen te paard en gewapend, van Prasnysz naar Wenen: eerst langs de rivier de Wista (Weichsel) tot aan Krakau, daarna door de Karpaten heen, vervolgens in wat nu Tsjecho-Slowijkije heet langs de Oder en de Morava in zuidelijke richting tot aan de Donau en dan via de Donau stroomopwaarts naar Wenen. Ze waren een maand onderweg.
Op het college te Wenen alleen al werkten (nog geen 25 jaar nadat de jezuïetenorde was gesticht!) 60 Jezuïeten, paters, broeders en scholastieken (= jonge jezuïeten in opleiding). De meeste leerlingen waren jongens uit rijke nobele families, omdat die de internaatskosten, boeken, schriften en al wat je verder nodig had, konden betalen en omdat studeren toen nog een privilege was van de hoogste klasse. Toch waren er ook arme studenten op het college. Dezen werkten als bediende voor de rijkere jongens: ze moesten het eten opdienen, in de keuken werken, het huis schoon houden, de was doen, noem maar op. Zo konden ze hun onderwijs betalen.

De school had 6 klassen: 4 jaar Latijnse grammatika, daarna Latijnse poëzie en tenslotte Latijnse welsprekendheid. Latijn was toen net zo iets als Engels nu en beheersing ervan was noodzakelijk om later naar de universiteit te kunnen, waar in het Latijn werd lesgegeven. Bovendien was Latijnse welsprekendheid een van de voornaamste politieke machtsmiddelen om voor je mening en je rechten op te komen.
Stanislas wordt bij aankomst in de 4e klas toegelaten. Ofschoon hij lang niet tot de besten behoort, voelt hij zich gelukkig op school. Hij wordt gewaardeerd door zijn klasgenoten. Hij leert op een geheel nieuwe manier zijn eigen godsdienst kennen en raakt buitengewoon geboeid door de persoon van Christus en zijn Evangelie. Hij gaat dagelijks naar de mis, biecht elke week en sluit zich aan bij de Barbara-club, die gevangenen en zieken bezoekt en hun wat lekkers brengt.

Het internaatsgebouw was door keizer Maximiliaan aan de jezuïeten uitgeleend, maar de keizer wilde dat gebouw terug. De leerlingen moesten nu zelf kamers gaan zoeken in Wenen. Stanislas komt met Paul, hun privé-leraar, die nu als een soort voogd dienst doet, en hun personeel in het huis van de protestant Kimberker terecht, in een straatje vlak achter het college (hoek Steinl- en Kurrent-Strasse).

's Avonds na tafel zijn de jongens gewoon om lang te blijven zitten, wijn te drinken, te kaarten, verhalen en moppen te vertellen en lol te maken tot het tijd is om te gaan slapen. Maar voor Stanislas verliezen dat soort dingen hun aantrekkingskracht. Het verlangen groeit in hem om jezuïet te worden. Hij zoekt tijd en gelegenheid om alleen te zijn. Na het toetje glipt hij er tussenuit en zoekt een stil hoekje in het grote huis of hij sluipt het huis uit om in de kerk naast het college te bidden. Ook maakt hij er een gewoonte van 's nachts op te staan om een uur te mediteren. 's Zaterdagsavonds eet hij niet bij wijze van voorbereiding op de Communie van Zondag. Het leidt tot ruzies met Paul, die vindt dat hij niet moet vasten, maar dat hij gewoon als de anderen na het eten aan tafel moet blijven en 's nachts in bed moet blijven en dat hij zich als een edelman moet gedragen, zijn stand waardig. Hij wordt door Paul en de anderen voor 'jezuïet' uitgescholden (ofschoon ze niets van zijn heimelijke verlangen weten!) en hij wordt geslagen en getrapt, maar hij slaat nooit terug. De jongens slapen op een gemeenschappelijke kamer en als iemand 's nachts naar de W.C. moet en Stanislas ligt voorover op de grond te mediteren, dan lopen ze expres over zijn rug. Hij vertelt het helaas niet aan zijn biechtvader op school uit angst dat die biechtvader een te verheven indruk van hem zou krijgen.

Het leven op school bleef goed, maar thuis in Kimberkers huis wordt het leven voor hem een hel. Bovendien wordt hij geplaagd door twijfels of hij wel ooit jezuïet kan worden. Als zijn vader het te weten zou komen, zou die hem onmiddellijk naar Polen terug laten komen, want Stanislas was voorbeschikt om als edelman een deel van het erfgoed te beheren en als staatsman een politieke carrière te maken. Uiteindelijk vertelt hij alles aan zijn biechtvader. Deze informeert bij de provinciale overste van Oostenrijk of Stanislas kans heeft in de orde toegelaten te worden. Die zegt Stanislas niet te willen aannemen, want onenigheid met zijn vader zou de orde en de kerk in Polen veel schade toebrengen. Zijn vader zou bijvoorbeeld kunnen verhinderen dat de jezuïeten ook in Polen een school zouden stichten of de jezuïeten een slechte naam bezorgen. Van een van zijn docenten leert hij dat ieder mens zijn eigen levensrichting mag bepalen, - ook tegen de wil van je ouders - tenzij je ouders materieel van jou afhankelijk zijn. Het plan rijpt in hem om als bedelaar vermomd net zo lang te zwerven tot een jezuïetenhuis hem aanneemt.

Hij wordt ernstig ziek. Paul en Belinsky weigeren een pater te halen om hem te troosten en hem de communie te brengen. In een visioen ontvangt hij de communie van de heilige Barbara en ziet hij Maria die haar Kind tegen hem aanlegt en hem belooft, dat hij jezuïet zal worden. Hij herstelt van de ziekte.

Als de pauselijke nuntius in Wenen komt, vraagt Stanislas in het geheim een gesprek met hem aan, maar deze bevestigt dat de proviciaal van Oostenrijk Stanislas niet zonder toestemming van zijn ouders kan aannemen. Als Pater Antonio, een jezuïet en bekend geestelijk leidsman, aan het hof van keizerin Maria komt preken, legt Stanislas weer in het geheim aan hem zijn vluchtplan voor en hij krijgt de raad om naar Petrus Canisius te gaan. Deze van oorsprong Nijmeegse jezuïet woonde in Augsburg in Zuid-Duitsland en had grote invloed door het stichten van colleges en door zijn geschriften. Pater Antonio geeft Stanislas een brief mee voor Canisius.

Ondertussen zit Stanislas in de eindexamenklas. De laatste examens zijn al achter de rug. We zijn nu in Augustus 1567. Hij is geslaagd, maar het wachten is nu nog op de officiële diploma-uitreiking. Hij weet dat hij nu snel moet zijn, want na de diploma-uitreiking moet hij terug naar Polen. Hij koopt ergens een bedelaarsplunje en verstopt die in zijn klerenkast.

Hij laat een brief achter in zijn woordenboek en zegt een vriend dat ze daar moeten kijken, als ze hem ooit mochten missen. In die brief legt hij de reden van zijn vlucht uit. Hij wordt weer door Paul geslagen en als Stanislas zegt: 'Wat zullen je ouders hiervan vinden?' zegt Paul dat Stanislas wat hem betreft het liefste op kan donderen. 's Zondags gaat hij naar de vroegste mis. Bij zijn terugkeer blijkt dat Paul nog wakker moet worden. Stanislas vraagt of hij meende wat hij gisterenavond zei. Paul zegt: 'Ja, donder op en laat me met rust'. Aan een bediende laat Stanislas weten, dat als hij die avond te laat aan tafel zou komen, hij aan Paul moest zeggen dat hij 'elders genodigd was'.

Hij vertrekt in zijn edelmanskleren met in een buideltje zijn bedelaarsplunje. Hij verlaat Wenen in westelijke richting, kleedt zich in een bosje om en geeft zijn edelmanskleren aan voorbijkomende boeren. Dan stapt hij zo snel als hij kan naar het westen en kijkt op elke heuvel of hij niet achtervolgd wordt. Om tijd te winnen begint hij pas na zonsondergang bij boeren om voedsel te bedelen. 's Nachts slaapt hij in het hooi. 's Ochtends vroeg gaat hij weer verder, ondanks de spierpijn, op elke heuveltop weer even omkijkend of hij niet wordt achtervolgd. Dan ziet hij tot zijn grote schrik een koets aankomen; dat kon in deze arme omgeving alleen maar een edelman zijn: Paul dus. Onmogelijk om zich ergens te verbergen, want er was hier geen bos. In plaats van te vluchten trekt hij zijn bedelaarskap dieper over zijn ogen, gaat een beetje opzij van de weg lopen, maar kijkt niet op als de koets passeert. Zijn adem stokt en zijn hart bonst in zijn keel, maar de wagen rijdt door. Pas als het geluid van de trappende paardenhoeven zwakker wordt, durft hij op te zien: ja, het is de wagen van Paul. Hij verlaat de weg en rent in noordelijke richting, waar de Donau ergens moet stromen. Even geeft hij toe aan het gevoel van uitputting, dan staat hij weer op en bereikt 's avonds nog de Donau in de buurt van het beroemde klooster van Melk. Hij is dan twee dagen onderweg en heeft al 90 km gelopen.

Zo gaat Stanislas verder langs de Donau, per dag ca 40 km afleggend, zijn kostje bij elkaar bedelend en slapend in schuren en hooimijten. Bij Schärding verlaat hij de Donau en loopt via het Rot-dal richting München en vandaar naar Augsburg.

Route: Wenen, St.Polten, Melk, (Melk-rivier, Erlauf, Ybbs), Amstetten, (Enns), Ennso, (Donau), St.Florian, Linz, Efferding, (Inn, Rot), Schärding, (Inn, Rot), langs de Rot, Neumarkt, Mühldorf, (Inn, Isar), München, Augsburg.

Hij heeft dan 450 km afgelegd in ongeveer twee weken. In Augsburg verneemt hij dat Canisius niet thuis is en zich in het college te Dillingen bevindt, dat betekent nog eens 40 km. Canisius ontvangt hem goed. Stanislas krijgt onderdak en wordt keukenknecht, totdat Canisius op 18 september besluit om hem naar de generale overste, pater Borgia, in Rome te zenden samen met twee scholastieken, die daar ook naar toe moeten. Stanislas is buitengewoon blij dat hij met twee jezuïeten de weg naar Rome kan afleggen. Hij krijgt warme kleren voor in de bergen en hoeft niet meer in het hooi te slapen, want onderweg overnachten en eten ze in herbergen. In een maand tijd leggen de drie vanuit Zuid-Duitsland via de Alpen en Noord-Italie (en met een omweg langs het huisje van Loreto) een afstand van 1000 km af, om op 25 oktober Rome te bereiken.

Route: Augsburg, München, Innsbruck, Brennerpas, Sterzing, Franzenfeste, Brixen, Klausen, Runklestein, Bozen, (Adige), Trente, Rovereto, Verona, Mantua, (Po), Modena (Via Aemiliana), Bologna, Imola, (Santerno), Faenza, Forli, (Rubicon), Rimini, Pesaro (Via Flaminia), Fano, (Metauro), Ancona, Loreto, Macerata, Tolentino, San Severino, Nocera Umbra (Via Flaminia), Foligno, Spoleto, Terni (Nera en Tiber), Otricoli, Casale di Morolo, Roma.

In Rome mag hij als novice (= nieuweling) in de orde treden; hij wordt - voorzover dat nog kon - dieper ingeleid in het leven als jezuïet. Zijn lijfspreuk is: "Ad maiora natus sum" (= "Voor het meerdere ben ik geboren"). Tijdens zijn noviciaat krijgt hij een woedende brief van zijn vader: hoe hij de naam van de familie te schande had gemaakt door als bedelaar rond te zwerven en zich aan te sluiten bij zo'n groep. Het snijdt Stanislas door de ziel. Hij schrijft terug dat het Gods roeping was; maar dat hij nog liever zou sterven dan zijn ouders te beledigen.

Nog geen jaar later, augustus 1568 wordt hij ziek; hij krijgt malaria-aanvallen. Hij had wel eens aan vertrouwelingen gezegd dat hij naar de hemel verlangde. Maar niemand verwachtte dat het zo snel zou gaan. Op zijn sterfbed krijgt hij toestemming zijn geloften uit te spreken. Diezelfde dag, de avond voor Maria Hemelvaart, sterft hij in diepe vrede, 18 jaar oud. In opdracht van pater Borgia maakten de novicenmeester en een poolse jezuïet een levensbeschrijving van hem voor de hele orde. Hij werd door paus Clemens VIII als eerste jezuïet zalig verklaard, nog voor Ignatius en Xaverius. Een eeuw later volgde zijn heiligverklaring.

En hoe ging het verder met Paul?
Paul kwam een maand na Stanislas' dood in Rome aan, waarschijnlijk voor zaken. Men gaf hem de levensbeschrijving van zijn broer, waarin zijn eigen aandeel, de pesterijen te Wenen, nog niet voorkwamen. Hij wees de eer af de broer van een heilige te zijn, wilde geen details over hun leven in Wenen vertellen en verliet Rome om naar het ouderlijk kasteel van Rostkov in Polen te gaan. Daar trof hij een familie aan met gemengde gevoelens van droefheid en vreugde, schaamte en trots. Toch begon er in Paul iets te veranderen. Hijzelf zou dat later toeschrijven aan de gebeden van zijn broer. Hij trouwde niet, gaf als erfgenaam van zijn vader land en geld aan de armen weg, wilde een jezuïetencollege bouwen in Prasnysc, dat er ook kwam en later een ziekenhuis werd. Tenslotte, op 60-jarige leeftijd, vroeg hij om toegelaten te worden tot de jezuïetenorde. Kort voordat hij naar Rome zou vertrekken stierf hij.

Het feest van St.Stanislas staat niet op de 14e augustus, zijn sterfdag, zoals dat bij de meeste heiligen het geval is, maar op 13 november, de sterfdag van zijn broer Paul.


STANISLAS

1. Polen
Stanislas Kostka werd naar men aanneemt op 28 oktober van het jaar 1550 in Polen geboren, op het kasteel te Rostkov bij Prasnysz in de landstreek Masovië, 80 km ten noorden van Warschau. Zijn vader was raadslid van de koning van Polen, en bezat als graaf vele landgoederen met landbouw, veeteelt en bosbouw. Stanislas had een één jaar oudere broer Paul, een zus van wie we de naam niet weten en twee broertjes onder hem, Adalbert en Jan. Op het kasteel werd hij katholiek opgevoed. Hij leerde bij een privé-leraar, Belinsky geheten, Pools lezen en schrijven en een beetje Latijn. Verder leerde hij paardrijden, jagen en schermen. Hij hoefde geen huishoudelijk dienstwerk te doen, maar moest wel vriendelijk omgaan met het personeel, dapperheid tonen bij wapenspelen, bij de jacht niet klagen over vermoeidheid, hitte of kou, en gasten goed ontvangen. Hij leerde de eer van de Kostka's hoog te houden, een echte edelman te zijn, die zijn mannetje stond; één die niet voor de eerste de beste tegenslag opzijging, eerlijk en recht door zee, trouw aan het eens gegeven woord.

Toen kwam het moment dat hij verder moest studeren, want Stanislas was voorbeschikt om als edelman een deel van het erfgoed te beheren en als staatsman een politieke carrière te maken. Maar welke school zou het beste aansluiten bij de deugden die vader Kostka zo belangrijk vond voor zijn kinderen? Ook in het verre Polen drongen verontrustende berichten door over veranderingen in kerk en geloof. (In die tijd was geloof even belangrijk en vanzelfsprekend als vandaag de dag economie en politiek; iedereen was er mee bezig). Heel Europa was op zijn kop gezet door de Reformatie. De oude kerk van Rome met al haar macht stond onder hevige kritiek. Vanaf 1517, toen Maarten Luther zijn 95 stellingen op de kerkdeur van Wittenberg had getimmerd, verspreidden zich allerlei nieuwe godsdienstige ideeën en stromingen over Europa. Er vielen in die tijd vele mensen van hun geloof af. Bovendien was er sprake van algemeen zedelijk verval. Luther wilde veel dingen in kerk en geloof veranderen door ze eenvoudigweg af te schaffen. Maar intussen was er in 1540 een nieuwe groepering in de kerk door de paus goedgekeurd, de jezuïeten. Zij wilden ook van alles veranderen, niet door het af te schaffen, maar door ervan te achterhalen wat er ook al weer de diepere betekenis van was. Dat sloot volgens vader Kostka veel beter aan bij de familietraditie. Toen hij hoorde dat de jezuïeten overal begonnen met het stichten van colleges, om jongens onderwijs te geven volgens de zuivere katholieke leer, besloot hij zijn zoons naar zo'n college te sturen.

2. Wenen
Het dichtstbijzijnde college, gezien vanuit Polen, was in Wenen. Zo reisde Stanislas - hij was op dat moment veertien - met zijn broer Paul, hun privé-leraar en nog twee personeelsleden, allen te paard en gewapend, van Prasnysz naar Wenen: eerst langs de rivier de Wista (Weichsel) tot aan Krakau, daarna door de Karpaten heen, vervolgens in wat nu Tsjecho-Slowakije heet langs de Oder en de Morava in Zuidelijke richting tot aan de Donau en dan via de Donau stroomopwaarts naar Wenen. Ze waren een maand onderweg.

Op het college te Wenen alleen al werkten 60 jezuïeten, en dát nog geen 25 jaar na de officiële oprichting van de orde. Zij hadden paters, broeders en scholastieken (= jonge jezuïeten in opleiding). De behuizing was nogal gebrekkig. Er was zo weinig leefruimte dat de interne jongens gewoon het leven van de jezuïeten meeleefden; zij deelden de slaapzaal, zij aten in dezelfde refter en studeerden in dezelfde bibliotheek. De meeste leerlingen waren jongens uit rijke families van adel, omdat die de internaatskosten, boeken, schriften en al wat je verder nodig had, konden betalen en omdat studeren toen nog een privilege was van de hoogste klasse. Toch waren er ook arme studenten op het college. Dezen werkten als bediende voor de rijkere jongens: ze moesten het eten opdienen, in de keuken werken, het huis schoon houden, de was doen, noem maar op. Zo konden ze hun onderwijs betalen.

De school had 6 klassen: 4 jaar Latijnse grammatica, daarna Latijnse poëzie en tenslotte Latijnse welsprekendheid. Latijn was toen net zo iets als Engels nu en beheersing ervan was noodzakelijk om later naar de universiteit te kunnen, waar in het Latijn werd lesgegeven. Bovendien was Latijnse welsprekendheid een van de voornaamste politieke machtsmiddelen om voor je mening en je rechten op te komen.

Stanislas wordt bij aankomst in de 4e klas toegelaten. Ofschoon hij lang niet tot de besten behoort, voelt hij zich gelukkig op school. Hij wordt gewaardeerd door zijn klasgenoten. Hij raakt geboeid door het leven van de jezuïeten waar hij de hele dag tussen zit; hij geniet van de boeken die onder het eten worden voorgelezen, soms zijn het brieven van paters en broeders van de andere kant van de oceaan in de Amerika's of uit Azië. Hij bemerkt hoe de jezuïeten zich evenzeer interesseren voor de grote dingen van de wereld als voor de kleine en gewone dingen van alle dag; hoe alles vanuit gelovig oogpunt wordt gezien. Hij leert op een geheel nieuwe manier zijn eigen godsdienst kennen en raakt buitengewoon geboeid door de persoon van Christus en zijn Evangelie. Hij gaat dagelijks naar de mis, biecht elke week en sluit zich aan bij de Barbara-club, die gevangenen en zieken bezoekt en hun wat lekkers brengt.

In 1566 stierf keizer Ferdinand. Dat had voor Stanislas grote gevolgen. Want de nieuwe keizer, Ferdinands zoon Maximiliaan, wilde het gebouw dat zijn vader aan de jezuïeten had uitgeleend, terughebben. De leerlingen moesten zelf maar kamers gaan zoeken in Wenen. Stanislas komt met Paul, Belinsky en hun personeel te wonen in het huis van de protestant Kimberker in een straatje vlak achter het college (hoek Steinl- en Kurrent-Strasse).

's Avonds na tafel zijn de jongens gewoon om lang te blijven zitten, wijn te drinken, te kaarten, verhalen en moppen te vertellen en lol te maken tot het tijd is om te gaan slapen. Maar voor Stanislas verliezen dat soort dingen hun aantrekkingskracht. Het verlangen groeit in hem om jezuïet te worden. Niet dat hij dat aan iemand vertelt. Hij zoekt tijd en gelegenheid om alleen te zijn. Na het dessert glipt hij er tussenuit en zoekt een stil hoekje in het grote huis of hij sluipt het huis uit om in de kerk naast het college te bidden. Hij probeert alles te doen wat hij de jezuïeten had zien doen in de tijd dat hij bij woonde. Hij maakt er dus ook een gewoonte van 's nachts op te staan en een uur te mediteren. 's Zaterdagsavonds eet hij niet als voorbereiding op de communie van zondag. Dit alles leidt tot ruzies met Paul, die vindt dat hij niet moet vasten, maar dat hij gewoon als de anderen na het eten aan tafel moet blijven en 's nachts in bed hoort en dat hij zich als een edelman moet gedragen, een Kostka waardig. Hij wordt door Paul en de anderen voor 'jezuïet' uitgescholden (ofschoon ze niets van zijn heimelijke verlangen weten!) en hij wordt geslagen en getrapt, maar hij slaat nooit terug. De jongens slapen op een gemeenschappelijke kamer en als iemand 's nachts naar de W.C. moet en Stanislas ligt voorover op de grond te mediteren, dan lopen ze expres over zijn rug. Hij vertelt het niet aan zijn biechtvader op school uit angst dat die biechtvader een te verheven indruk van hem zou krijgen. Op school was het fijn; hij had intussen vriendschap gesloten met een zekere Ernst, die ook jezuïet wilde worden. Maar thuis bij Kimberker wordt het leven voor hem een hel.

Bovendien wordt hij geplaagd door twijfels of hij wel ooit jezuïet kan worden. Als zijn vader het te weten zou komen, zou die hem onmiddellijk naar Polen terug commanderen. Die had immers andere toekomstplannen. Uiteindelijk vertelt hij toch alles aan zijn biechtvader. Deze informeert bij de provinciale overste van Oostenrijk of Stanislas kans heeft in de orde toegelaten te worden. Maar hij zegt Stanislas niet te willen aannemen, want onenigheid met zijn vader zou de orde en de kerk in Polen veel schade toebrengen. Zijn vader zou bijvoorbeeld kunnen verhinderen dat de jezuïeten ook in Polen een college zouden stichten of hij zou de jezuïeten een slechte naam kunnen bezorgen. Van één van zijn docenten leert hij dat ieder mens zijn eigen levensrichting mag bepalen, - ook tegen de wil van je ouders - tenzij je ouders in hun levensonderhoud van jou afhankelijk zijn. Het plan rijpt in hem om als bedelaar vermomd net zo lang te zwerven tot een jezuïetenhuis hem aanneemt.

Hij wordt ernstig ziek. Paul en Belinsky weigeren een pater te halen om hem te troosten en hem de communie te brengen. Als lid van het gilde van de heilige Barbara had hij eens gehoord hoe zij iemand in nood eens de communie had gebracht. Dat wordt zijn gebed. En inderdaad, in een visioen ontvangt hij de communie van de heilige Barbara en ziet hij Maria die haar kind tegen hem aanlegt en hem belooft, dat hij jezuïet zal worden. Bijna op hetzelfde moment, in ieder geval onwaarschijnlijk snel, is hij dan weer beter.

Als de pauselijke nuntius in Wenen komt, vraagt Stanislas in het geheim een gesprek met hem aan, maar deze bevestigt dat de provinciaal van Oostenrijk Stanislas niet zonder toestemming van zijn ouders kan aannemen. Als een zekere Pater Antonio, een jezuïet en bekend geestelijk leidsman, aan het hof van keizerin Maria komt preken, legt Stanislas weer in het geheim aan hem zijn vluchtplan voor en hij krijgt de raad om naar Petrus Canisius te gaan. Deze van oorsprong Nijmeegse jezuïet had jaren geleden het college in Wenen opgericht. Nu woonde hij in Augsburg in Zuid-Duitsland en had grote invloed door de colleges en door zijn geschriften. Pater Antonio geeft Stanislas een brief mee voor Canisius.

Ondertussen zit Stanislas in de eindexamenklas. De laatste examens zijn al achter de rug. We zijn nu in Augustus 1567. Hij is geslaagd, maar het wachten is nu nog op de officiële diploma-uitreiking. Hij weet dat hij nu snel moet zijn, want na de diploma-uitreiking moet hij terug naar Polen. Hij koopt ergens een bedelaarsplunje en verstopt die in zijn klerenkast.

Hij laat een brief achter in zijn Griekse woordenboek en zegt aan zijn vriend Ernst dat ze daar moeten kijken, als ze hem ooit mochten missen. In die brief legt hij de reden van zijn vlucht uit. Hij wordt weer door Paul geslagen en voor het eerst laat hij het niet lijdzaam gebeuren, maar hij geeft een grote mond terug: "Als je zo doorgaat, loop ik nog eens weg, en dan is het jouw schuld. Zullen we nog wel eens zien wat je dan aan vader gaat zeggen." Paul is buiten zichzelf van kwaadheid. Hij brult dat hij dat dan maar zo gauw mogelijk moet doen: "Hoe eerder opgedonderd hoe beter." 's Zondags gaat Stanislas naar de vroegste mis. Bij zijn terugkeer blijkt dat Paul nog wakker moet worden. Stanislas vraagt of hij meende wat hij gisteravond zei. Paul zegt: 'Ja, donder op en laat me met rust'. Aan een bediende laat Stanislas weten, dat als hij die avond te laat aan tafel zou komen, hij aan Paul moest zeggen dat hij 'ergens anders was uitgenodigd'.

3. Dillingen
Hij vertrekt in zijn edelmanskleren met in een buideltje zijn bedelaarsplunje. Hij verlaat Wenen in westelijke richting, kleedt zich in een bosje om en geeft zijn edelmanskleren aan voorbijkomende boeren. Dan stapt hij zo snel als hij kan naar het westen en kijkt op elke heuvel of hij niet achtervolgd wordt. Om tijd te winnen begint hij pas na zonsondergang bij boeren om voedsel te bedelen. 's Nachts slaapt hij in het hooi. 's Ochtends vroeg gaat hij weer verder, ondanks de spierpijn, op elke heuveltop weer even omkijkend of hij niet wordt achtervolgd. Er is uit deze dagen een brief van Stanislas bewaard gebleven, gericht aan zijn vriend (er blijkt ook uit hoezeer godsdienst en geloof betrokken werden bij alle dingen van het leven indertijd, en zeker door Stanislas):

"Beste Ernst,
Ik stuur je een hartelijke groet. Met behulp van Gods genade en op voorspraak van de heilige Moeder Gods ben ik in beste gezondheid nu halverwege. Mijn Jezus en mijn lieve moeder Maria hebben mij wel een paar kruisen voor onderweg meegegeven. Want ik was Wenen nog niet uit, of daar zag ik in de verte al onze beide personeelsleden. Vlug zocht ik dekking in een bos in de buurt. Ik was al een behoorlijk aantal bossen en bergen gepasseerd, toen ik op de tweede dag van mijn vlucht, uitrustend bij een bronnetje, hoefgetrappel van paarden hoorde. Ik ging staan om te zien wie die ruiter was die daar aankwam. Het was mijn broer Paul. Het schuim stond op de mond van het paard en het gezicht van Paul was behoorlijk verhit. Dat was schrikken, dat kun je je waarschijnlijk wel voorstellen. Vluchten kon niet meer, daarvoor was hij al te dichtbij. Ik raapte al mijn moed bij elkaar, ging naar de ruiter toe en vroeg als een echte bedelaar om een aalmoes, mijn gezicht onderdanig naar de grond en mijn hand omhoog, precies zoals het hoort. Hij wilde alleen maar weten of ik zijn broer had gezien, gaf een beschrijving van zijn kleding, postuur en hoe hij eruit zag; hij leek wel wat op mij. Ik zei hem dat zijn broer dan vanmorgen over deze zelfde weg voorbij was gekomen. Toen gooide hij mij een geldstuk toe zonder mij nog een blik waardig te keuren en vervolgde in allerijl zijn weg.

Ik bracht dank aan mijn moeder, de heilige Maagd, en hield me verder in een grot verborgen, voor het geval Paul nog eens terug zou komen. Na een poosje ging ik verder. Ik moet je ook nog een andere moeilijkheid vertellen. Dan kun je zien, met welke kruisen mijn Verlosser mij onderweg zegende; dan kun jij met mij meedoen, als ik hem dank en hulde breng. Mijn broer had namelijk in alle dorpen en stadjes waar ik langs moest, wachters bij de poorten laten opstellen. Zij moesten mij arresteren, zodra ik mij zou vertonen. Ze hadden allemaal een nauwkeurige beschrijving van mij gekregen. Maar midden in die benauwde situatie kwam er een kar voorbij met een pater uit Wenen. Hij ging naar Dillingen. Hij herkende mij onmiddellijk. Ik legde hem uit waarom ik op reis was en waarom ik mij vermomd had, ik vertelde hem over de achtervolging van mijn broer en dat ik gehoord had welke maatregelen hij had getroffen om mij te pakken te krijgen. Maar hij zei dat hij dit allemaal al wist. Hij zette mij op zijn kar en zo kon ik al de wachtposten ongemerkt passeren. De pater wou me helemaal meenemen naar Dillingen, maar ik wou de reis liever als arme pelgrim maken; zo had ik meer voor mijn Jezus over.
je vriend Stanislas Kostka."

De tweede dag bereikt hij 's avonds nog de Donau in de buurt van het beroemde klooster van Melk. Hij heeft dan al 90 km afgelegd.

Zo gaat Stanislas verder langs de Donau, per dag ca 40 km afleggend, zijn kostje bij elkaar bedelend en slapend in schuren en hooibergen. Bij Schärding verlaat hij de Donau en loopt via het Rot-dal richting München en vandaar naar Augsburg. Dat waren 450 km in ongeveer twee weken. In Augsburg verneemt hij dat Canisius niet thuis is en zich in het college te Dillingen bevindt, dat betekent nog eens 40 km. Canisius ontvangt hem goed. Dwars door de vermoeidheid heen ziet hij bij Stanislas de taaie vastberadenheid en de uitgesproken wil om zijn doel te bereiken. Hij geeft hem onderdak en besluit hem te observeren. Daarom laat hij Stanislas werken als keukenknecht en tafeldienaar. Werkjes die hij zelfs als kind op het kasteel bij zijn vader nooit had hoeven doen. Als zijn vader hem zo eens zou zien...! De studenten die daar wonen horen pas wie die jongen was, als hij al weer weg is. Zij zijn niet weinig verbaasd: was dat een jongen van adel? Hij deed heel gewoon en helemaal niet uit de hoogte. Integendeel, hij was altijd heel hoffelijk en beleefd, en had plezier in zijn werk. Dat straalde van hem af. Ook uit die tijd hebben we een brief van hem aan zijn vriend:

"Na heel wat wederwaardigheden kwam ik dan eindelijk aan in Dillingen. De jezuïetenpaters gaven me heel hartelijk onderdak. Diezelfde dag nog werd ik aan Pater Provinciaal voorgesteld. Hij beloofde me dat mijn wens eindelijk vervuld zou worden en dat ik in de jezuïetenorde zou worden opgenomen. Je kunt je voorstellen, Ernst, welk een vreugde er toen door me heenging. Tussen al die vuile borden en bezems waande ik mij werkelijk in de hemel.
Als jij deze brief krijgt, bid dan tot onze Verlosser dat Hij mij zegent met zijn liefde, dat hij mij zoveel kruisen op mijn weg legt als maar mogelijk is en dat Hij mij arme zondaar als de geringste van allemaal opneemt in het getal van zijn dienaars. Jij moet ook trouw blijven en vasthouden aan je roeping. Op de treden van de Sint-Pieterskerk in Rome zal ik zeker aan je denken,
je vriend Stanislas Kostka."

4. Rome
Petrus Canisius had niet veel moeite de kwaliteiten van deze jongeman op waarde te schatten. Hij zou een aanwinst zijn voor de jezuïetenorde. Op 18 september besluit hij hem naar de generale overste, pater Borgia, in Rome te zenden samen met twee scholastieken, die daar ook naar toe moeten. Zij heten Jacob Levanti en Fabricius Reyner. Stanislas is buitengewoon blij dat hij met twee jezuïeten de weg naar Rome kan afleggen. Hij krijgt warme kleren voor in de bergen en hoeft niet meer in het hooi te slapen, want onderweg overnachten en eten ze in herbergen. In een maand tijd leggen de drie vanuit Zuid-Duitsland via de Alpen en Noord-Italië (en met een omweg langs het huisje van Loreto) een afstand van 1000 km af, om op 25 oktober Rome te bereiken.

In Rome wordt hij persoonlijk ontvangen door de generale overste, pater Borgia. De brief die Petrus Canisius aan Franciscus Borgia schreef over Stanislas is bewaard gebleven. Een paar regels eruit:

"De derde jongeman die ik naar u toestuur is Stanislas, een Pool; het is een nobele, positieve en ijverige jongeman. Onze paters in Wenen waren beducht voor de woede van zijn familie en hebben het daarom niet aangedurfd om hem in het noviciaat toe te laten. Ik heb hem getest en ik heb vastgesteld dat zijn roeping volkomen safe is. Hij zelf heeft de wens te kennen gegeven naar Rome te mogen gaan; dan zou hij verder weg zitten van zijn familie en op die manier des te sneller vorderingen kunnen maken in het religieuze leven. Ik heb hoge verwachtingen van hem..." Pater Borgia had intussen ook een bericht uit Wenen ontvangen. Eén van de paters, Wolfgang Piringer, schrijft hem ook over de zaak Stanislas:

"Een jonge Pool, adellijk van geboorte, maar nog adelijker door zijn deugdzame instelling, heeft de afgelopen tijd herhaaldelijk met aandrang gevraagd om bij de jezuïeten te mogen treden. Hij heeft zich bij ons gedragen als een toonbeeld van ijver; hij was bij iedereen geliefd en bezorgde niemand ook maar enige last. Hoewel hij nog jong is, heeft hij al het onderscheidingsvermogen van een volwassen man. Zijn tengere gestalte doet op het eerste gezicht niet vermoeden, hoe sterk de geestkracht is die erin schuilgaat. In de lessen waren zijn klasgenoten hem aanvankelijk duidelijk de baas, maar geleidelijk aan wist hij ze niet alleen te evenaren, maar ook voorbij te streven. Dag en nacht is hij met zijn gedachten bij Jezus en de jezuïetenorde..."

Dan volgt er een uitvoerig relaas van Stanislas' vlucht. Daarin komen al een aantal wonderlijke gebeurtenissen voor. Zij geven een goed beeld op welke manier zo'n spectaculair verhaal destijds werd overdreven en steeds mooier gemaakt. De brief besluit als volgt:

"Wij zijn ervan overtuigd dat de vrijheidsdrang van deze jongen het werk van God zelf is. Als ik denk aan zijn vastbesloten standvastigheid, dan mag ik aannemen dat het in hem niet één of andere hoog gestemde bevlieging is, maar de inwerking van God."

Hij wordt als novice (= nieuweling) in de orde toegelaten. In het jezuïetenarchief is ook die aantekening bewaard, heel kort en zakelijk: "Stanislas Kostka uit Masovië, toegelaten op 25 oktober 1567, na de gebruikelijke toetsen en onderzoekingen. Er was geen beletsel." Hij wordt nog dieper ingeleid in het leven als jezuVet. Zijn lijfspreuk is: "Ad maiora natus sum" (= "Voor het meerdere ben ik geboren"). Tijdens zijn noviciaat krijgt hij een razende brief van zijn vader. Deze was diep gekwetst en woedend schrijft hij: "Het huis Kostka zal deze schandvlek nooit meer van zijn blazoen kunnen afwassen. Een Kostka bedelaar!!" Dat was wel het allerergste, meer nog dan het feit dat hij was weggelopen en zich had aangesloten bij de jezuïeten. Vader dreigt hem zelfs hoogstpersoonlijk in de boeien te komen slaan om hem achter zich aan naar huis te slepen. Het snijdt Stanislas door de ziel. Hij schrijft terug dat het Gods roeping was; maar dat hij nog liever zou sterven dan zijn ouders te beledigen. Intussen wordt broer Paul naar Rome gestuurd met een scherpe brief aan pater Generaal. Hij zal te laat komen.

Nog geen jaar na zijn aankomst in Rome wordt Stanislas ziek, het is dan augustus 1568. Hij krijgt malaria-aanvallen. Hij had wel eens aan vertrouwelingen gezegd dat hij naar de hemel verlangde. Maar dat zeiden vrome novicen wel meer. Dus niemand hechtte serieus waarde aan zo'n woord. En men had al helemaal niet verwacht dat het zo snel zou gaan. Op zijn sterfbed krijgt hij toestemming zijn geloften uit te spreken. Diezelfde dag, de vroege ochtend van 15 augustus, het feest van Maria-ten-Hemelopneming, sterft hij in diepe vrede, nog geen 18 jaar oud.

5. Na Stanislas' dood...
We kunnen ons de stemming onder de paters van Rome wel voorstellen. De komst van Stanislas was natuurlijk lange tijd het gesprek van de dag geweest. Zo'n verhaal maakte je niet elke dag mee. En dan gaat de novice van die opmerkelijke vlucht ook nog niet lang daarna dood. Natuurlijk voelde men hoe bijzonder het allemaal was. Hier hadden ze te doen met een echte heilige, iemand die net zo goed had geleefd als Jezus in het evangelie. Onwillekeurig moest je denken aan dat woord uit de bijbel: "In korte tijd tot voleinding gekomen, heeft hij de volheid van vele jaren bereikt" (Wijsheid 4,13). In opdracht van pater Borgia maakten de novicenmeester en een Poolse jezuïet een levensbeschrijving van hem. Die zou in de orde, verspreid over de hele wereld, worden voorgelezen aan tafel.

Toen Paul met de woedende brief van zijn vader voor Pater Generaal aankwam, was Stanislas al een maand dood. Men gaf hem de levensbeschrijving van zijn broer, waarin zijn eigen aandeel, de pesterijen te Wenen, nog niet voorkwamen. Hij wees de eer af de broer van een heilige te zijn, wilde geen details over hun leven in Wenen vertellen en verliet Rome om naar het ouderlijk kasteel van Rostkov in Polen te gaan. Daar trof hij een familie aan met gemengde gevoelens van droefheid en vreugde, schaamte en trots. In de loop van de tijd begon er in Paul iets te veranderen. Hijzelf zou dat later toeschrijven aan de gebeden van zijn gestorven broer. Hij trouwde niet, gaf als erfgenaam van zijn vader land en geld aan de armen weg, wilde een jezuïetencollege bouwen in Prasnysc, dat er ook kwam en later een ziekenhuis werd. Uiteindelijk, op 60-jarige leeftijd, vroeg hij om toegelaten te worden tot de jezuïetenorde. Kort voordat hij naar Rome zou vertrekken, stierf hij.

Na een langdurig en zorgvuldig onderzoek stond paus Clemens VIII in een officieel schrijven van 18 februari 1604 aan Stanislas' geboortestad toe dat hij daar als zalige vereerd kon worden. Daarmee was hij de eerste jezuïet die deze eer te beurt viel, nog vóór grote kopstukken als de stichter Ignatius van Loyola en de missionaris Franciscus Xaverius. Op 16 augustus 1670 werd zijn zaligverklaring uitgebreid over heel de kerk. Tezamen met Aloysius van Gonzaga, ook al een adellijke jongeman die in het noviciaat gestorven was (1591) werd hij op de laatste avond van het jaar 1726 door paus Benedictus XIII heilig verklaard.

Het bepalen van Stanislas' feestdag had nog een probleem gegeven. Gewoonlijk koos men daarvoor de dag waarop de heilige gestorven was, want dan werd je immers geboren voor een beter leven, bij God in de hemel. Stanislas was gestorven op het feest van Maria-ten-Hemelopneming. Dat was zo'n groot feest dat zijn gedachtenis daaronder volkomen zou wegvallen. Zoekend naar een gepaster datum kwam men uit op de sterfdag van zijn broer Paul, 13 november.

Wordt een persoon als heilige vereerd, dan mag je tot hem (of in het geval van een vrouw: tot haar) bidden en vragen of hij in de hemel meebidt met jou op aarde. Wanneer je krijgt waarom je in je gebed hebt gevraagd, mag je dus geloven dat die heilige daar zijn steentje aan heeft bijgedragen. Zo vertellen Poolse gelovigen uit die tijd dat Stanislas heeft geholpen bij de bescherming van Polen tegen de invallen van de Kozakken en Tataren. Sindsdien is hij uitgeroepen tot één van de patroonheiligen van Polen en van een aantal Poolse steden, waaronder de hoofdstad Warschau. Daarnaast wordt hij vereerd als patroon van de studerende jeugd, van de jezuïeten-novicen en van de ernstig zieken en stervenden.

Stanislas ligt begraven in de Romeinse kerk van San Andrea al Quirinale. Daar bevindt zich ook zijn sterfkamer. De kunstenaar Legros maakte een prachtig marmeren beeld van de jonge novice op zijn sterfbed. Ook in het huis van Kimberker te Wenen wordt de gedachtenis van Stanislas nog levend gehouden tot op de dag van vandaag.

Afbeeldingen

Op afbeeldingen wordt hij weergegeven als toonbeeld van 'de' heilige jongeling, zoals men die zich graag voorstelde in de tijd dat de afbeelding werd gemaakt. Omdat hij volgens het verhaal steeds met zijn gedachten bij God en geloof was, wordt hij vaak zo weergegeven: in gebed, geknield, de handen gevouwen, de ogen omhoog gericht naar de hemel, in vervoering, met licht omstraald. Regelmatig worden ook hemelse personen afgebeeld: Maria met Jezuskind verschijnt hem op zijn ziekbed; soms heeft hij alleen het Jezuskind in zijn armen; engelen of de heilige Barbara brengen hem de heilige communie.
Vaak heeft hij religieuze voorwerpen om zich heen: kruisbeeld, hostie (= communie), rozenkrans, bijbel, gebedenboekje of regelboekje van de jezuïeten; soms zie je de letters I.H.S. (= dat waren in het Griekse alfabet de eerste drie letters van Jezus' naam en daarom erg populair bij de jezuïeten, want die zijn immers naar Jezus genoemd). Op andere afbeeldingen zien we Stanislas als jongeman op weg... naar zijn ideaal; of gekleed als jezuVet in toog; tenslotte heel vaak op zijn ziekbed, waarbij hij bezoek van hemelse personen ontvangt.

Kennismaking met het Stanisloscollege in Rijswijk

Onlangs deed ik in oktober 2013 een bezoek aan het Satisloscollege in Rijswijk en werd ik door de sportleraar vooruit gegaan naar de directiekamer. Het is een schoolgebouw die vlakbij mijn huis is en waarvan ik al eens wat leerlingen had aan willen spreken om te vragen of ze het een leuke school vonden en waar ze toen bevestigende op hebben willen antwoorden. Bij de directiekamer aangekomen wachtte ik nog even op de directie en keek ik rond in een hal van de school. Het trof mij dat ik geschilderde afbeeldingen aan de muur zag van de Spaanse stad Sevilla. Ja, de plaatsnaam van Sevilla zei me natuurlijk wel wat. Vlak na mijn eigen academieperiode had ik me willen verdiepen over de zogeheten Barbier van Seville, een toneelstuk die later tot opera door 2 verdienstelijke wereldcomponisten was bewerkt tot het wereld beroemde verhaal van Beaumechat. Een beroemde schrijver die zelfs na de barbier van Sevilla was gekomen met het verhaal over de bruilofd van de inmiddels befaamde kapper uit Sevila. Het vervolg kreeg namelijk de naam van dit zeer bijzondere prozastuk " de bruiloft van Figaro" Beide stukken waren toen door 3 zeer grootse muziekanten omgetoverd tot werkelijk prachtige muziek-kunstwerken. Dit was door achtereenvolgens: Giovanni Paissiello, Rossini en Mozart. En om met de eerste  minstbekende te beginnen, wil ik toch wel even aangeven dat juist deze muziek mij uiteindelijk tot een bedenken van een straatopera heeft kunnen doen leiden.

Om allereerst even een korte indruk te kunnen geven van deze 3 werkelijk grootse componisten hier onder even een kleine uitleg van de 3 stukken die allen dus geinspireerd waren geraakt door de zeker niet onbekende Beaumechat vertolkt.

Giovanni Paisseiello (1740 -1816) was dus de eerste van het rijtje en voor mij zeker niet de onbelangrijkste. In tegenstelling tot de 2 andere componisten was dit een Christen waarvan Rossini en Mozart zeker een grootste kwaliteit aan voorbeeld hebben kunnen genieten. Hij voerde dan ook de allereerste versie van de Barbier van Seville en is ermee tot zeer verdienstelijk voorbeeld geweest tot de latere 2 andere allergrootste muziekcomponisten ter wereld, want welke klassieke beroepsmuziekant kennen Rossini en Mozart niet?

Hieronder dus even een klein voorbeeldje van de muziekkunst van Paisiello, Rossini en Mozart

01 De barbier van Seville van Paisiello:

en tot slotte natuurlijk even een kleine indruk van de uitvoering van deze klassieke opera die dus voor de latere veel bekendere versie van Rossini deed gelden. Alleen in die tijd was dat zeker niet het geval en werd de versie van Rossini zelfs uitgevloten omdat men deze prachtige versie al kende.

Maar ok, hier dan een onvergetelijke uitvoering in de versie van Rossini:

En natuurlijk de onvergetelijke versie van Mozart die zeker mijn hart er mee stal:

Omdat ik van mozart houd en vooral in de versie van Rene Jacobs

Jose Rizal

José Rizal was one of the leading champions of Filipino nationalism and independence. His masterpiece, Noli Me Tangere, is widely considered to be the foundational novel of the Philippines. In this riveting continuation, which picks up the story thirteen years later, Rizal departs from the Noli's themes of innocent love and martyrdom to present a gripping tale of obsession and revenge. Clearly demonstrating Rizal's growth as a writer, and influenced by his exposure to international events, El Filibusterismo is a thrilling and suspenseful account of Filipino resistance to colonial rule that still resonates today.

Jose Rizal was een van de belangrijkste voorvechters van Filippijnse nationalisme en onafhankelijkheid. Zijn meesterwerk, Noli me Tangere, wordt algemeen beschouwd als de fundamentele roman van de Filippijnen. In dit meeslepende vervolg, die dertien jaar later pikt het verhaal, Rizal afwijkt van het Noli thema's van onschuldige liefde en martelaarschap tot een aangrijpend verhaal over obsessie en wraak te presenteren. Duidelijk aantoont Rizal's groei als schrijver, en beïnvloed door zijn blootstelling aan internationale evenementen, El Filibusterismo is een spannende en spannende rekening van de Filippijnse verzet tegen de koloniale overheersing die nog steeds resoneert.

El filibusterismo is een Filipijnse dramafilm uit 1962 onder regie van Gerardo de Leon. Het verhaal is gebaseerd op de gelijknamige roman El filibusterismo van José Rizal uit 1891, een vervolg op diens eerste roman Noli me tangere. Deze belangrijke literaire werken van Rizal vormden een belangrijke inspiratiebron voor de Filipijnse Revolutie van 1896 en zijn verplicht studiemateriaal op elke Filipijnse middelbare school. De Leons verfilming van El filibusterismo sleepte tien nominatie voor een Famas Award in de wacht en won er uiteindelijk zes, waaronder die voor beste scenario en die voor beste regisseur.

Verhaal

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud en/of de afloop van het verhaal.

Het verhaal van de film komt grotendeels overeen met het verhaal van de roman van Rizal en wijkt slechts op details af van het boek. Dertien jaar nadat Juan Crisostomo Ibarra de Filipijnen heeft verlaten keert hij terug, gebruikmakend van een nieuwe identiteit terug als Simoun, een rijke juwelier met baard en blauwgetinte brilglazen. Simoun is niet meer de idealist van voorheen, maar is uit op wraak voor de slechte dingen die hem overkomen zijn. Simoun wordt de belangrijkste adviseur van de Spaanse gouverneur-generaal. Hij stimuleert de gouverneur-generaal en andere hooggeplaatste gezaghebbers tot het plegen van zo veel mogelijk misstanden. Zijn doelstelling hierbij is het volk te aanzetten tot een revolutie. Behalve het nemen van wraak is Simouns andere motief om terug te keren in de Filipijnen van meer persoonlijke aard. Hij wil zijn geliefde Maria Clara redden uit het klooster en bovendien de dood van haar vader wreken.

In een bos op kerstavond ontdekt medisch student Basilio Simouns ware identiteit als hij hem herkent als de man die elf jaar geleden hielp zijn moeder Sisa te begraven onder een boom in datzelfde bos. Basilio is de verloofde van Juli, de dochter van voormalig landeigenaar Tales, die nu door toedoen van Spaanse fraters zijn bezit kwijt is geraakt en bovendien gekidnapt wordt door bandieten. Basilio, Simoun, de bandieten en studenten spannen samen en plannen een opstand tegen de Spaanse koloniale overheid en de fraters. Slechts uren voor de opstand begint, komt Maria Clara te overlijden net als haar adoptievader Kapitan Tiago. De opstand wordt afgeblazen en Basilio, die Juli had bevrijdt uit de slavernij wordt gevangengenomen samen met enkele studenten. Juli probeert hulp te krijgen van een Spaanse priester om Basilio vrij te krijgen. De priester probeert haar echter te verkrachten, waarop zij zelfmoord pleegt door uit het raam van het klooster te springen.

Uiteindelijk komt het plan voor de opstand aan het licht en Simoun moet vluchten voor zijn leven. Hij raakte gewond als er op hem wordt geschoten en wordt zoekt bescherming bij een priester van Filipijnse afkomst. Hij biecht vlak voor zijn dood zijn ware identiteit op aan de priester. Na Simouns dood gooit deze al zijn juwelen in de Grote Oceaan in de hoop dat deze niet in handen zullen vallen van inhaligen, maar gebruikt zullen worden voor een groter goed, wanneer de natie zich uiteindelijk van het Spaanse juk zou bevrijden.

Sacred Heart, carved by Rizal while he was a student at the Ateneo
Triumph of Science Over Death - made of escayola. This was sent to Professor Ferdinand Blumentritt as a gift
Prometheus bound - statue made by Rizal
A clay statue of a wild boar, done by Rizal in Dapitan
Model of a head of a Dapitan girl
 
 Josephine sleepingJ

Gertrude Beckett
Daughter of a London organist. She fell in love with Rizal.
Josephine Bracken
Josephine Bracken
She loved Rizal and stood by him up to his last hour
Leonor Rivera
Crayon sketch by Rizal
Leonor Rivera
Sweetheart of Rizal
Leonor Valenzuela
Friend of Rizal during his student days at University of Sto. Tomas


Nelly Bousted of Biarritz whom Rizal almost married in 1891, after learning that Leonor Rivera got married
O-Sei Kiyo San whom Rizal met during his one and a half month sojourn in Japan in the spring of 1888. She taught him Japanese
Susan Jacoby
Rizal stayed in the house of the Jacoby's in Brussels, Belgium 

Rizal at age 11

Rizal at age 16
Rizal at 18 years old while a student of medicine at the U.S.T
 

Rizal in Madrid at the age of 25
Rizal at age 35

Actual picture of Jose Rizal's execution
Rizal family picture taken after Jose's burial
Jose's tomb
Rizal sisters
Jose's death cell in Fort Santiago
Jose's death cell in Fort Santiago
House of Rizal family in Laguna

Jose Maria Basa, was one of those exiled as a result of the execution of Fathers Burgos, Gomez, and Zamora. he became a resident of Hong Kong and helped Rizal in propaganda work.
Filipino Illustrados in Spain

Maak jouw eigen website met JouwWeb