Betekenis van Bijbelse namen

Van de site:: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/17687-bekende-bijbelse-namen-g-h-i-en-j.html

 

Hagar

Slavin van Sara, de vrouw van Abraham. Bij haar verwekte Abraham zijn zoon Ismaël. Toen Isaäc geboren werd, stuurde Abraham op verzoek van Sara de slavin en haar zoon weg. (Genesis 16: 1-16; 21:9,14, 17; 25:12)

Betekenis: vreemde vluchteling.

 

Hanna

Eerste vrouw van Elkana en de moeder van Samuël. Om haar aanvankelijke kinderloosheid werd zij door de bijvrouw van Elkana, Penina, veracht. Zij legde de gelofte af als haar een zoon geboren zou worden, die af te zonderen voor de dienst van God. Haar zoon Samuël stelde zij in de tabernakel onder toezicht van Eli. (1 Samuël 2:1-10; 2:22)

Betekenis: God is mij genadig geweest.

 

Isaäc,(Izaäk, Izak)

Zoon van Abraham en Sara. Vader van de tweeling Jacob en Ezau. God droeg hem op zijn zoon te offeren op de berg Moria, maar verhinderde dit Zelf op het laatste moment. Isaäc was getrouwd met Rebekka. Op latere leeftijd werd hij blind. Jacob misleidde zijn blinde vader en ontfutselde hem de zegen die voor zijn broer Ezau bestemd was. Isaäc stierf op 180-jarige leeftijd. (zie o.a. de boeken Genesis, Exodus, Leviticus, etc.)

Betekenis: Hij (God) moge lachen.

 

Ismaël

Zie uitleg bij Abraham en Hagar. Stamvader van de Ismaëlieten en de Arabieren. (o.a. Genesis 16, etc.)

Betekenis: God hoort.

 

Jacob

Derde van de zg. aartsvaders. Zoon van Isaäc en Rebekka. De stamvader van Israël. Hij moest vluchten voor de wraak van zijn broer, omdat hij bedriegelijk zijn vader de zegen ontstolen had die voor zijn broer bestemd was. Hij vluchtte naar zijn oom Laban, de broer van zijn moeder. Hij trouwde daar met Lea en Rachel. Aan de rivier de Jabbok kreeg hij, na een worsteling met God, de erenaam Israël (God zal voor mij strijden). Na zijn terugkeer verzoende hij zich met zijn broer. Zijn zoon Jozef werd door de andere zonen van Jacob verkocht als slaaf en kwam in Egypte terecht waar hij onderkoning werd. Hij gaf bevel graanvoorraden aan te leggen voor de komende "magere" jaren. Zijn broers, die jaren later graan kwamen kopen in Egypte, herkenden hem aanvankelijk niet, totdat hij zich aan hen bekendmaakte. Jacob kwam, op uitnodiging van Jozef, met zijn hele familie in Egypte wonen. De twaalf zonen van Jacob gaven in later tijd hun naam aan de twaalf stammen van Israël. (voornamelijk het boek Genesis, en dan met name de hoofdstukken 25 t/m 50)

Betekenis: hielenlichter, bedrieger, beschermer, (God) beschermt.

 

 

Jacobus

Een van de twaalf discipelen van Jezus. Zoon van Zebedeüs en Salomé, broer van de discipel Johannes. Zij werden door Jezus 'Boanerges' genoemd: zonen des donders. Jacobus werd in het jaar 44 door koning Agrippa ter dood gebracht.

 

    Ook: Zoon van Alfeüs, eveneens één van de twaalf discipelen van Jezus.

    Ook: broer van Jezus. Later genoemd 'de broeder des Heeren'. Pas na de opstanding van Jezus kwam hij tot geloof en werd een van de leiders van de eerste christengemeente in Jeruzalem. Hij schreef de brief van Jacobus. Naar hem is de beroemde Spaanse bedevaartplaats Santiago (Sint Jacob) de Compostella genoemd.

    Ook: vader van de apostel Judas.

 

(de evangeliën)(Mattheüs 10:3; Handelingen 1:13)(Mattheüs 13:55; Markus 3: 21, 31. Galaten 1:19, 2:9; boek Handelingen, div. fragmenten; Jacobus 1:1)(Lucas 16:6; Handelingen 1:13)

Betekenis: zie Jacob.

 

Jannes

Egyptische magiër en tijde van Mozes. Hij wordt altijd in één adem genoemd met zijn broer Jambres. (2 Timotheüs 3:8)

Betekenis: opstandig.

 

Jesse

Andere naam voor Isaï. Zijn jongste zoon was David. (o.a. Ruth 4: 17, 22; 1 Samuël 16:1-22, etc.)

Betekenis: man van Jahwe, man Gods.

 

Joanan

Voorvader van Jezus. (Lucas 3:27)

Betekenis: God is genadig.

 

Job

Herdersvorst in de tijd van de aartsvaders. Job werd door de duivel zwaar op de proef gesteld; hij verloor zijn bezit, zijn kinderen en zijn gezondheid. "In dit alles zondigde Job niet." Zijn vrienden wezen hem er op dat al deze dingen hem overkwamen om zijn zonden. God maakte zelf een eind aan de beproevingen van Job en schonk hem alles dubbel terug. (het boek Job)

Betekenis: de vervolgde.

 

Johanna

Een van de vrouwen die door Jezus genezen was. Vrouw van Chusas. Zij was een van de getuigen van het lege graf in de hof van Jozef van Arimathea. (Lucas 8:3; 24:10)

Betekenis: Jahwe is genadig.

 

Johannes

Voorloper van de Messias. Bijgenaamd de Doper. Zoon van de priester Zacharias en zijn vrouw Elizabeth, een nicht van Maria de moeder van Jezus. Hij trad op in het Jordaandal bij Bethabara waar hij doopte. Hij predikte de doop der bekering tot vergeving der zonden en predikte de komende Messias, die zou dopen met de Heilige Geest en met vuur. Ook Jezus werd op Zijn uitdrukkelijke wens door Johannes gedoopt. Johannes werd door Herodus Antipas gevangen genomen en op verzoek van diens dochter onthoofd.

 

    Ook: discipel van Jezus. Samen met zijn broer Jacobus en de apostel Petrus behoorde hij tot de vertrouwelingen van Jezus. Hij is de schrijver van het Evangelie van Johannes, de drie brieven van Johannes en het boek Openbaring (Apokalyps). Onder keizer Domitianus werd hij verbannen naar het eiland Patmos. ( Zie de vier Evangeliën)

Betekenis: Jahwe is genadig.

 

Jonathan

Oudste zoon van koning Saul. Vriend van David. Hij werd samen met koning Saul en zijn broers gedood in de strijd tegen de Filistijnen op het gebergte Gilboa. (zie het boek Samuël vanaf hoofdstuk 13).

 

    Ook: Kleinzoon van Mozes. Priester in Dan. (Richteren 18:30)

    Ook: Zoon van de priester Abjathar. Hielp David tijdens de opstand van diens zoon Absalom. (2 Samuël 16: 27, 36)

    Ook: Tegenstander van Ezra bij het ontbinden van gemengde huwelijken na de Babylonische ballingschap. (Ezra 10:15)

 

Betekenis:Jahwe heeft gegeven.

 

Jozef

Na Benjamin de jongste zoon van Jacob. Jozef werd door zijn jaloerse broers als slaaf verkocht. Zijn broers suggereerden tegenover hun vader dat Jozef door een wild dier verscheurd was. In Egypte kwam Jozef in dienst van een overste van de farao, Potifar. De vrouw van Potifar trachtte hem te verleiden. Toen dat mislukte, beschuldige zij hem er van haar te hebben willen aanranden. Jozef werd gevangen gezet. In de gevangenis verklaarde hij de dromen van de schenker en de bakker, dienaren aan het hof van farao. Vervolgens verklaarde hij twee dromen van farao zelf. Hierna werd hij, na de farao, de belangrijkste man in Egypte. Hij werd onderkoning. Omdat de dromen van de farao er aanleiding toe gaven. liet hij tijdens jaren van voorspoedige oogsten enorme voorraden aanleggen voor de slechte jaren die komen zouden. Tijdens de jaren van hongersnood kwam men van heinde en ver om in Egypte koren te kopen. Jozef trouwde met Asnat, de dochter van de priester van On. Uit dit huwelijk werden twee zonen geboren: Manasse en Efraïm. Ook de broers van Jozef kwamen naar Egypte om koren te kopen. Aanvankelijk maakte Jozef zich niet aan hen bekend. Nadat hij dat gedaan had, verhuisde zijn vader met al de zijnen naar Egypte. Manasse en Efraïm werden de stamvaders van de gelijknamige stammen in het noordelijk deel van Israël. Jozef stierf op 110-jarige leeftijd. (Voornamelijk het boek Genesis vanaf hoofdstuk 30)

Betekenis: God voege (er aan) toe.

 

Judith

Vrouw van Ezau. Zij was een "kwelling des geestes" voor Isaäc en Rebecca. (Genesis 26: 34, 36)

Betekenis: Jeduse vrouw; vrouw uit Juda.

 

 

Engelse vertaling:

From the Dutch site:http://mens-and-samenleving.infonu.nl/religie/17687-known biblical names-ghi-and-j.html Add

Hagar
Slavin of Sarah, Abraham's wife. In its Abraham begot his son, Ishmael. When Isaac was born, Abraham sent at the request of Sara, the slave woman and her son. (Genesis 16: 1-16, 21: 9,14, 17; 25:12)



Hanna
First wife of Elkanah and the mother of Samuel. For its initial childlessness she was despised by the concubine of Elkanah, Penina. She explained the vow as her would be that segregate for the service of God. Born a son Her son Samuel, she suggested in the tabernacle before Eli. (1 Samuel 2: 1-10; 2:22)

Meaning: God has been merciful to me.

Isaac
Son of Abraham and Sarah. Father of the twins Jacob and Esau. God commanded to sacrifice on Mount Moriah, him on his son, but prevented this yourself at the last moment. Isaac married Rebekah. In later life he became blind. Jacob deceived his blind father and wrested away from him the blessing intended for his brother Esau. Isaac died at 180 years of age. (see eg the books of Genesis, Exodus, Leviticus, etc.)
Meaning: He (God) may laugh.

Ishmael
See explanation of Abraham and Hagar. Ancestor of the Ishmaelites and the Arabs. (inter alia, Genesis 16, etc.)
Meaning: God hears.

Jacob
Third of zg. Patriarchs. Son of Isaac and Rebekah. The ancestor of Israel. He had to flee from the wrath of his brother, because he had his father deceitfully stolen the blessing intended for his brother. He fled to his uncle Laban, the brother of his mother. He married there with Leah and Rachel. At the river Jabbok he received after a struggle with God, the name of honor Israel (God will fight for me). After his return, he reconciled with his brother. His son Joseph was sold by the other sons of Jacob as a slave and came to Egypt where he was viceroy. He ordered to submit for the upcoming "lean" years. Corn stocks His brothers, who years later came to Egypt to buy grain, initially did not recognize him until he made ​​himself known to them. Jacob came at the invitation of Joseph, with his whole family to live in Egypt. The twelve sons of Jacob did in later times their names to the twelve tribes of Israel. (mainly the book of Genesis, and especially Chapters 25/50)
Meaning: protects heels lighter, cheater, protector, (God).

Jacobus
One of the twelve disciples of Jesus. Son of Zebedee and Salome, brother of the disciple John. They were called by Jesus Boanerges': sons of thunder. James was put to death by King Agrippa in the year 44.

     Also: Son of Alpheus, also one of the twelve disciples of Jesus.
     Also: brother of Jesus. Later called "the Lord's brother." Only after the resurrection of Jesus, he came to faith and became one of the leaders of the first Christian community in Jerusalem. He wrote the book of James. To him, the famous Spanish pilgrimage to Santiago (St. James) called Compostella.
     Also: father of the apostle Judas.

(the Gospels) (Matthew 10: 3; Acts 1:13) (Matthew 13:55, Mark 3: 21, 31 Galatians 1:19, 2: 9; Acts, div fragments; James. 1: 1) (Luke 16: 6; Acts 1:13)
Meaning: see Jacob.

Jannes
Egyptian magician and the time of Moses. He is always mentioned in the same breath with his brother Jambres. (2 Timothy 3: 8)
Meaning: rebellious.

Jesse
Another name for Jesse. His youngest son was David. (among others Ruth 4: 17, 22, 1 Samuel 16: 1-22, etc.)
Meaning: man of Yahweh, man of God.

Joanan
Ancestor of Jesus. (Luke 3:27)
Meaning: God is gracious.

job
Shepherd Frost in the time of the patriarchs. Job was severely put to the test by the devil; he lost his possessions, his children and his health. "In all this Job did not sin." His friends have pointed out to him that all these things happened to him for his sins. God made himself an end to the trials of Job and gave him everything back double. (the book of Job)
Meaning: the persecuted.

Johanna
One of the women who had been healed by Jesus. Wife of Chusa. She was one of the witnesses to the empty tomb in the garden of Joseph of Arimathea. (Luke 8: 3; 24:10)
Meaning: Yahweh is gracious.

Johannes
Forerunner of the Messiah. Nicknamed the Baptist. Son of the priest Zacharias and his wife Elizabeth, a cousin of Mary the mother of Jesus. He has appeared in the Jordan at Bethabara where he baptized. He preached a baptism of repentance for the remission of sins, and preached the coming Messiah, who would baptize with the Holy Spirit and fire. Jesus was baptized by John at his express wish. John was taken by Herod Antipas imprisoned and beheaded at the request of his daughter.

     Also: disciple of Jesus. Together with his brother James and the apostle Peter, he belonged to the inner circle of Jesus. He is the author of the Gospel of John, the three Epistles of John and the book of Revelation (Apocalypse). Under Domitian, he was exiled to the island of Patmos. (See the four Gospels)

Meaning: Yahweh is gracious.

Jonathan
Eldest son of King Saul. Friend of David. He was slain in battle against the Philistines on Mount Gilboa. Along with King Saul and his brothers (see the book from Samuel chapter 13).

     Also: Grandson of Moses. Priest in Dan. (Judges 18:30)
     Also: Son of Abiathar the priest. Helped David during the rebellion of his son Absalom. (2 Samuel 16: 27, 36)
     Also: Opponent of Ezra at the dissolution of mixed marriages after the Babylonian exile. (Ezra 10:15)

Meaning: Yahweh has given.

Jozef
After Benjamin, the youngest son of Jacob. Joseph was sold into slavery by his jealous brothers. His brothers suggested to their father that Joseph had been killed by a wild animal. In Egypt, Joseph was employed by a prince of the Pharaoh, Potiphar. Potiphar's wife tried to seduce him. When that failed, they accuse to have attempted to rape him. Her Joseph was put in prison. In prison, he explained the dreams of the butler and the baker servants at the court of Pharaoh. He then stated two dreams of Pharaoh himself. After this he was following the pharaoh, the most important man in Egypt. He became viceroy. As the dream of Pharaoh there gave rise to. he made during years of prosperous reap huge inventories tie up for the bad years to come. During the years of famine they came from far and wide to buy. Corn in Egypt Joseph married Asenath, the daughter of the priest of On. From this marriage were born two sons: Manasseh and Ephraim. Also, Joseph's brothers came to Egypt to buy grain. Initially not Joseph made ​​himself known to them. After he had done that, moved his father and all his, to Egypt. Manasseh and Ephraim were the progenitors of the same tribes in the northern part of Israel. Joseph died at 110 years of age. (Mainly from the book of Genesis chapter 30)
Meaning: God force (going on) increasing.

Judith
Wife of Esau. She was a "vexation of spirit" for Isaac and Rebecca. (Genesis 26: 34, 36)
Meaning: Jeduse woman; wife of Judah.

Maak jouw eigen website met JouwWeb